Gezaghebber Bonaire: ‘Blij met excuses, nu nog een beter leven voor de Bonairianen’

Foto: OLB

‘Met een brok in de keel’ heeft de hoogste bestuurder van Bonaire, Edison Rijna, maandag naar de tv gekeken. Na de excuses van premier Rutte voor de slavernij, wil hij ‘gelijkwaardigheid en gelijke kansen’ voor zijn eiland. “Mensen zijn nu alleen maar bezig met overleven.” 

 Heeft u het idee dat mensen op Bonaire zich in de afgelopen weken bezig hebben gehouden met de voorgenomen excuses? 

“Niet in de hevigheid zoals bij de buurlanden. Het is ook een goed idee om te kijken waarom. Misschien heeft het te maken met onze geschiedenis; dat wij minder direct een verleden met slavernij hadden dan op de andere eilanden waar het groter opgezet was.”

“Of misschien zit men met de gedachte ergens anders. Als je de doorsnee Bonairiaan vraagt: maak je je er zorgen over dat Bonaire over honderd jaar deels onder water ligt? Dan zeggen ze: ik maak me zorgen of ik wel eten op tafel kan krijgen. En ik moet eerlijk zeggen: voordat de excuses werden uitgesproken, leefde het ook niet zo bij mij.”

Waarom bij u ook niet? 

“Toen ik hier opgroeide, werd er geen onderscheid gemaakt tussen kleur, ras of wat dan ook. We speelden als kinderen met iedereen. Dat soort gevoelens speelden er niet. Dat kwam pas toen ik buiten Bonaire ging wonen. Waar dat aan ligt? Dat weet ik niet.”

Premier Mark Rutte heeft maandag excuses gemaakt voor het slavernijverleden. U was hier enorm van onder de indruk, vertelde u. Wat moet er nu gebeuren? 

“Het gaat niet alleen om excuus en vergeving, maar het is ook gelijkwaardigheid, gelijke kansen en rechtvaardigheid. Dat de Bonairianen ook een beter leven krijgen. Inwoners moeten merken dat Bonaire staatkundig een land vormt met Nederland. We hebben allebei werk te doen.”

“Je voelt soms een bureaucratische, afstandelijke behandeling van zorgen die op Bonaire leven. Dat is ook een uiting van het verleden. Ik hoop dat er meer kennis komt bij de ministeries en bij onszelf. Misschien gaat het dan meer leven.”

“Er is zo weinig over gedocumenteerd waar we van kunnen leren. En natuurlijk moet er ook een monument komen. Door een lokale kunstenaar die het verhaal naar buiten kan brengen.”

 Zou het slavernijverleden niet méér aandacht moeten krijgen op scholen?

“Ja, want wat ik weet nu heb ik niet via school meegekregen. Het is meer uit eigen interesse gekomen. Je ziet wel dat onze verzetsstrijders een steeds prominentere rol krijgen in de geschiedenislessen van de Tweede Wereldoorlog. Misschien moet dat ook komen voor het slavernijverleden.”

Voorman Arthur Sealy van de Dialooggroep Bonaire zei dat het belangrijkste punt uit de discussie is: dat we de werkelijkheid dat ‘Nederland de schuldige is en wij de slachtoffers’, aan het wankelen moeten brengen. Door het slavernijverleden zou het kunnen dat mensen zich steeds als minder voelen. Hoe kunnen we dat doen denkt u?

“In plaats van iedere keer richting Den Haag te kijken voor hulp en steun, moeten we toch wat meer onze eigen broek proberen op te houden. Ik begrijp dat hulp nu hard nodig is gezien de situatie van Bonaire. Maar we moeten toch op de een of andere manier als eiland gaan bedenken: hoe wij onze eigen identiteit vorm kunnen geven, hoe we trots kunnen zijn op onze eigen mensen, geschiedenis én wat wij voor ons eiland kunnen bereiken.”

En hoe moet Bonaire dat verder aanpakken, wat u betreft? 

“Het is geen makkelijke opgave en zeker geen snelle. Nation buiding, dat is echt werk voor de politiek. Natuurlijk moeten we een visie hebben op de toekomst en vooralsnog hebben we heel veel uitdagingen. Mensen zijn nu alleen maar bezig met overleven en er zijn te veel dingen niet op orde. Je moet bij de jongeren beginnen en die moeten dat weer overbrengen. Daar gaan generaties overheen voordat je zover bent. Maar we kunnen het zéker.”

Ook als bijzondere gemeente van Nederland?

“We moeten juist meer profiteren van onze status als bijzondere gemeente. We kunnen zoveel meer dingen doen in de vorm van landbouw, handel, logistiek, samenwerking met de Europese Unie, enzovoorts. Daar probeer ik – als gezaghebber – ook wat meer richting aan te geven in het bestuurscollege. Je ziet langzamerhand dat we meer in die richting gaan denken, maar het kost tijd.”