Foto: Ninsee

AMSTERDAM – Met de jaarlijkse herdenking van de afschaffing van de slavernij laait ook de discussie over de omgang met die beladen geschiedenis weer op. In 2001 betuigde de Nederlandse overheid spijt op een Verenigde Naties-top over het koloniaal verleden.

Volgens activist Leroy Lucas moet Nederland formele excuses aanbieden. Spijt betuigen en formeel excuses aanbieden zijn twee verschillende dingen, zegt schrijver en volkenrechtjurist Kenneth Manusama. “Het verschil is dat Nederland met een spijtbetuiging juridisch geen schuld op zich laadt.”

Immoreel, maar ook strafbaar?
Formele excuses zijn een opmaat naar juridische aansprakelijkheid. Dat kan een stroom aan rechtszaken op gang brengen. Een goede stap, vindt Lucas. “Als beschaafd land is dat niet meer dan normaal.”

De juridische weg naar herstelbetalingen is echter complex. Het misdrijf moet strafbaar geweest zijn in de tijd dat het is gepleegd. Manusama: “Het verbod op slavernij kwam pas rond 1870. Dus volkenrechtelijk is het lang onduidelijk geweest of slavenhandel en slavernij illegaal waren.”

Manusama spreekt van een juridisch grijs gebied. In de tweede helft van de 19de eeuw werd slavernij in verschillende landen afgeschaft door nationale wetgeving. Pas in 1890 was er een verdrag dat slavernij volkenrechtelijk verbood.

Maar volgens Lucas is de trans-Atlantische slavernij op de genoemde Verenigde Naties-top in 2001 erkend als misdaad tegen de mensheid. “Daarmee zegt de VN: óók toen was het immoreel en strafbaar.”

De Nederlandse regering is bang voor schadeclaims en zwijgt het liefst. Een ordinaire centenkwestie? Manusama: “Ja. Ze proberen het juridisch risico te vermijden. Zodra Nederland, met alle juridische experts, denkt dat een schadeclaim tot niets leidt, biedt het waarschijnlijk formele excuses aan. Want dan kost het niks.”

Hoogte van herstelbetalingen
De verschillende berekeningen van herstelbetalingen voor de trans-Atlantische slavernij lopen erg uiteen. Het materiële deel van schadeclaims is meestal gemakkelijk in bedragen uit te drukken. Lucas noemt de 122 jaar durende aflossing door Haïti als prijs voor onafhankelijkheid van kolonisator Frankrijk. Manusama: “Maar bij immateriële schade wordt het moeilijk. Je hebt kans dat de rechter een symbolisch bedrag noemt en zegt: de staat is verantwoordelijk, maar wat voor gevolg daaraan verbonden zijn, is te moeilijk.”

Toewijzing van een megasom lijkt Manusama onwaarschijnlijk. Het zou volgens hem daarom beter zijn om in te zetten op educatie, bijvoorbeeld door lesprogramma’s over het koloniale verleden te introduceren in het onderwijs en een slavernijmuseum op te richten. “Als men inzet op andere dingen dan geld, krijg je misschien wel vooruitgang.”

Geen prioriteit
Historicus Frank Dragtenstein bespeurt vooral onwil en desinteresse bij de Nederlandse overheid. “Ik heb niet het idee dat het prioriteit heeft, laat staan dat men zich bezighoudt met herstelbetalingen. Zelf vind ik in eerste instantie dat de Afrikaans-Antilliaans-Surinaamse gemeenschap zelf zorg moet dragen voor de overdracht van dat verleden, vooral binnen eigen gelederen.” Lucas: “Het is niet of-of, maar en-en. Instituties zoals een slavernijmuseum moeten er komen. Maar er is echt te veel fout gegaan om geen herstelbetalingen te doen.”