Gouverneur Fredis Refunjol - foto: KABGA

Gouverneur Fredis Refunjol – foto: KABGA

DEN HAAG – De aanwijzing die Rijksministerraad in juli 2014 gaf aan de Arubaanse gouverneur Fredis Refunjol was onwettig. Dat valt af te leiden uit een zogeheten ‘voorlichting’ van de Raad van State.

De Raad van State, de hoogste bestuursrechter van Nederland, heeft een voorlichting geschreven naar aanleiding van de aanwijzing die de Rijksministerraad (RMR) in juli 2014 oplegde aan de gouverneur van Aruba. Refunjol mocht van de RMR de Arubaanse begroting van 2014, een autonome aangelegenheid van Aruba, niet goedkeuren. Premier Mike Eman ging daarop korte tijd in hongerstaking.

Kwetsbare dubbelrol
De Raad van State benadrukt dat de gouverneur een kwetsbare dubbelrol vervult. In Aruba, Curaçao en Sint Maarten is de gouverneur de vertegenwoordiger van de Koning. De gouverneur moet in deze rol waken voor de autonomie van de landen. “De gouverneur is evenwel daarnaast ook Koninkrijksorgaan, waarbij hij taken vervult en bevoegdheden uitoefent namens de Koninkrijksregering”, schrijft vice-voorzitter van de Raad van State Piet Hein Donner.

De gouverneur moet zelf beoordelen of wat hij doet behoort tot zijn taak als landsorgaan of als Koninkrijksorgaan, vindt de Raad van State, en is bij uitstek de persoon om na te gaan of belangrijke waarden (fundamentele rechten en vrijheden, rechtszekerheid en goed bestuur) in het geding zijn waarvoor eventueel de waarborgfunctie ingezet moet worden. De Raad van State suggereert dat de RMR buiten zijn boekje is gegaan door voor de gouverneur de grens te bepalen tussen lands- en Koninkrijksorgaan. Daarmee is hij in een onhoudbare positie gedwongen.

Geschillenregeling
Aruba heeft volgens de Raad van State weinig andere keus gehad dan de beslissing te accepteren. De enige mogelijke procedure is om het overleg in de Rijksministerraad voort te zetten, maar daarin heeft Nederland een doorslaggevende meerderheid. “Verdere mogelijkheden lijken er niet te zijn, zolang er geen adequate geschillenregeling tot stand is gekomen op grond van de mogelijkheden die het Statuut hiervoor biedt”, sluit de Raad van State de voorlichting af.

Door Pieter Hofmann