image

DEN HAAG –Het financieel toezicht op Curaçao hoeft niet te worden beëindigd. Dat heeft de Rijksministerraad besloten op advies van de Raad van State. Het advies van de Raad van State is in dit geval bindend.

Het Land Curaçao had beroep aangetekend toen de Rijksministerraad in oktober 2015 besloot de Rijkswet financieel toezicht (Rft) te verlengen, maar ze vingen vandaag bot bij de Raad van State.


Rogier van den Heuvel, advocaat van de Curaçaose regering, voerde op de zitting in maart 2016 aan dat de in de praktijk toegepaste normen voor financieel beheer niet voortkomen uit de Rft, maar sluipenderwijs zijn uitgebreid sinds 10-10-’10. Daardoor wordt Curaçao volgens Van den Heuvel niet afgerekend op heldere, vaststaande normen. Het Land was overigens op zich niet tegen het financieel toezicht.

Structureel goed beheer
Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) bracht in dat Curaçao nog geen drie jaar op rij voldeed aan de gestelde eisen van de Rft. Het financieel toezicht zou pas bij structureel goed beheer beëindigd worden. Daarvoor was het nog te vroeg.

Ondanks dat Curaçao op de goede weg is, heeft zowel de algemene rekenkamer als de interne accountant geen enkele goedkeurende verklaring afgegeven voor een jaarrekening.

In 2012 kreeg de Curaçaose regering nog een aanwijzing opgelegd om de eigen financiën op orde te brengen. Volgens het oordeel van de Raad van State is dat voldoende om het genomen besluit te rechtvaardigen.

Vervroegde toetsing
Het financieel toezicht is vooralsnog met drie jaar verlengd. Curaçao wilde in het geval ze deze zaak zouden verliezen, in aanmerking komen voor een vervroegde toetsing. Na de begrotingscyclus van 2015 zou dan opnieuw gekeken worden of financieel toezicht opgeheven kon worden. De Raad van State vindt dat beide partijen daar na dit oordeel eerst zelf over moeten onderhandelen.

Door Pieter Hoffmann