ZWOLLE – In de jaren ‘60 trekken de allereerste Antillianen naar Zwolle, meestal om te studeren. Later slaat de situatie om en worden Antilliaanse probleemjongeren berucht. De gemeente en leden uit de Antilliaanse gemeenschap proberen gezamenlijk het tij te keren.
Franklin Francinet komt in 1965 als één van de eerste Antillianen naar Zwolle. “Ik begreep dat de begeleiding op de HTS goed was.”
De Antilliaanse studenten vallen op in het straatbeeld. Francinet: “Er waren nauwelijks gekleurde mensen. We waren een bezienswaardigheid.”
Een reportage van Pieter Hofmann
Antillianen komen in die jaren meestal naar Zwolle om te studeren. “Rustige mensen die snel hun weg vonden in de samenleving. En ze kwamen hier met een doel”, stelt de Curaçaose welzijnswerker Juliana van Thijs.
Shell
Als Shell in 1985 Curaçao verlaat, verliezen veel families hun inkomen. Een deel van deze groep maakt halsoverkop de oversteek naar Nederland, een deel daarvan belandt in Zwolle. Francinet: “Veel families waren onvoldoende voorbereid op het leven hier.”
“Je had snel een uitkering. Wie op Curaçao geen inkomsten meer had, zag het als een uitweg uit de armoede”, aldus Francinet. Sociale huurwoningen worden snel toegewezen. De meesten daarvan staan in de wijk Holtenbroek.
Problemen
Een deel van deze nieuwkomers past zich moeilijk aan. Werkloosheid, schooluitval en criminaliteitscijfers – vooral onder jongeren – zijn hoog. Straatoverlast neemt toe, steek- en schietpartijen zijn geen uitzondering.
Antilliaanse probleemjongeren zijn niet als enige verantwoordelijk, maar zowel de Antilliaanse gemeenschap als de gemeente is bezorgd. Gezamenlijk ontwikkelen ze een zogeheten Antillianenbeleid om de problematiek terug te dringen.
De Curaçaose jongerenwerker Andy Kirchner werkte ooit voor gemeenteprojecten voor jongeren. “Of dat lukte? Nee. De Nederlandse arrogantie en betweterigheid draaide Antilliaanse jongeren de nek om. Verschillen werden niet geaccepteerd, qua visie en budget keek men niet naar succesvolle projecten. Jongeren werden in Holtenbroek, een echte probleemwijk, geplaatst. Mede daardoor mislukte het project.”
Gesprekspartner
De gemeente zoekt hulp. Van Thijs en Francinet sluiten zich aan bij een lokaal beraad, opgericht om de problematiek te bestrijden. Van Thijs: “We werden een klankbord voor de gemeente.”
In 2009 volgt overlegorgaan Zwocan (Zwols overlegorgaan Caribische Nederlanders) het beraad op. Zwocan ondersteunt stadsbestuurders en beleidsmedewerkers bij de aanpak van de problematiek. De stichting organiseert bijvoorbeeld taal- en cultuurcursussen voor betrokken sociaal werkers en politiemensen.
Tweederangsburgers
Zwocan richt zich daarnaast op bewustwording en ’empowerment’ van lokale Antillianen. Een handreiking vanuit de probleemgroep blijft uit. Francinet: “We organiseerden informatiebijeenkomsten, zodat Antillianen hun weg konden vinden in de samenleving. Dat was niet in trek. Zij wilden een warm thuisgevoel – feestjes en domino. Maar wij wilden voorkomen dat ze maatschappelijk achterbleven en tweederangsburgers werden.”
Van Thijs: “De groep die vooruitkomt, heeft geen stichting zoals Zwocan nodig. Maar de groep die een push nodig heeft, werkt niet mee.”
Stiefkinderen
Francinet wil eigenlijk niet spreken van ‘dé Antilliaanse gemeenschap’. “De onderlinge verschillen zijn groot qua ambitie en levensstijl. Ook heb je door (r)emigratie steeds te maken met andere mensen die deel uitmaken van de groep.”
Ondanks die kanttekening zijn Van Thijs en Francinet teleurgesteld over de positie van Zwolse Antillianen. Van Thijs: “We zijn onzichtbaar in Zwolle. We zijn stiefkinderen, terwijl we toch in de Nederlandse stratosfeer zijn grootgebracht. We hebben meer in onze mars dan we laten zien.”
Drive
“Het hangt uiteindelijk af van drive”, vindt Francinet. Hij noemt een jonge vrouw als voorbeeld. “Zij kende veel tegenslagen, maar kwam naar Nederland en wilde per sé slagen in het leven. Ze nam bijvoorbeeld extra lessen Nederlands. Kortgeleden is ze afgestudeerd.”
Door Pieter Hofmann