DEN HAAG – De situatie in de gevangenis op Curaçao is ‘onbeheersbaar’. Dat blijkt uit een brandbrief van de voortgangscommissie Curaçao die half mei gestuurd is naar premier Daniel Hodge en minister Ronald Plasterk van Koninkrijksrelaties. Naar aanleiding van de brief werkt de Curaçaose minister Nelson Navarro van Justitie sinds 21 mei met een taskforce aan een oplossing voor het probleem, aldus minister Ronald Plasterk van Koninkrijksrelaties hierover.

Door personele onderbezetting en onvoldoende gezag bij de directeur en het management team van Sentro di Detenshon i Korekshon Kòrsou (SDKK) loopt het volgens commissievoorzitter Michel Marijnen uit de hand. Een fragment uit de brief: “Alle kritische functies zijn al lange tijd vacant met als gevolg dat uitvoerend personeel en gedetineerden alle gelegenheid hebben in het vacuüm te stappen en dat ook doen. Er is zelfs sprake van intimidatie en bedreiging van de directeur en de DJI medewerker. In deze situatie kan niemand meer instaan voor veiligheid, orde en rust en is die geheel afhankelijk van genoemde groeperingen. De kans op calamiteiten is daarmee extreem hoog. Voor de regering van Curaçao levert dit een zeer groot risico op.”

Catastrofale gevolgen
De situatie kan volgens de commissie alleen verbeterd worden als de personele en financiële randvoorwaarden veranderen. Anders voorspelt Marijnen ‘catastrofale gevolgen’. De brandbrief is een bijlage bij de zesde voortgangsrapportage over Curaçao. Daarin staat als een van de achterliggende redenen voor de kritieke situatie dat sinds de aanwijzing voor Curaçao geen personeel meer is aangenomen bij politie en gevangenis. Het probleem is ook dat de vakbonden geen goedkeuring geven aan voorgestelde organisatieveranderingen. Die kunnen pas doorgevoerd worden als zij toestemmen. De commissie stelt in de rapportage voor dat de verantwoordelijke Curaçaose minister eventueel de wet zou moeten wijzigen om toch personeel aan te kunnen stellen.

Navarro heeft begin juni een nieuw managementteam voorgesteld voor de gevangenis, waarop door het personeel met verontwaardiging is gereageerd.

door: Jamila Baaziz