Foto: Nationaal Archief

Op Curaçao hebben veel mensen een achternaam die op een bijzondere manier is verbonden met de slaventijd. Hun familienaam was ooit de voornaam van een tot slaaf gemaakte moeder en dus van een van hun voorouders.

Dat zit zo. Toen de slavernij in 1863 volgens de wet werd afgeschaft, moesten er opeens een heleboel mensen een achternaam krijgen. Want slaven hadden alleen een voornaam. Een van de manieren om dat snel te regelen was door de naam van de moeder als familienaam aan te wijzen.

En zo kan het dat duizenden mensen op Curaçao een achternaam hebben, die oorspronkelijk een voornaam van een tot slaaf gemaakt meisje was. Martina bijvoorbeeld, of Maria. Maar ook: Antonia, Margarita, Paulina, Rosa, Celestina, Martha, Juliana en Cecilia.

Zo’n achternaam die de tweede en derde generatie tot slaaf gemaakten kregen, voert meestal terug naar de ‘oermoeder’ van de familie, vertelt historica Jeanne Henriquez. Volgens Henriquez waren de meisjesnamen die de slaveneigenaren gaven vaak terug te voeren op een heilige. ,,Daarom kom je de naam Maria bijvoorbeeld veel tegen.”

‘Mooi dat vrouwelijke lijn behouden blijft’

Journalist Nelly Rosa (39) heeft er eigenlijk nooit bij stilgestaan dat haar achternaam mogelijk een voornaam is geweest van een tot slaafgemaakte moeder. ,,Ik vind het een heel mooi idee dat de vrouwelijke lijn van mijn voorouders zo behouden is gebleven. Die familienaam is via mijn vader aan mij doorgegeven en hij kreeg hem weer via mijn opa.” Nelly weet dat haar overgrootvader naar Cuba ging om op een suikerplantage te werken. ,,Ik woon nu in het huis waar hij destijds ook heeft gewoond. Terug uit Cuba heeft hij hier zelf suikerriet verbouwd en werkte voor olieraffinaderij Shell. Dat is al een hele interessante en boeiende geschiedenis. Mijn blik beperkte zich tot nu toe tot deze drie generaties.”

‘Wrede psychologische daad’
Achter de voornamen die de tot slaaf gemaakten kregen, schuilt een pijnlijke geschiedenis. De mensen raakten direct na aankomst op Curaçao hun eigen naam kwijt. ,,Zij kregen een nieuwe voornaam van de slaveneigenaar”, zegt Henriquez. ,,Dat was een enorme wrede psychologische daad. De mensen verloren hun identiteit, ze werden een ding. De slavenhouder maakte meteen duidelijk: jij bent nu mijn eigendom.”

Henriquez is voorzitter van Fundashon Museo Tula, vernoemd naar de leider van de slavenopstand van 1795 en deed onderzoek naar de Curaçaose emancipatie. Zij ziet dat de psychologische gevolgen van alle vormen van geweld in de wereld steeds vaker onderwerp zijn van wetenschappelijk onderzoek.

Ook trauma’s uit het slavernijverleden hebben effect op de nazaten van tot slaafgemaakten. ,,Onbewust neem je bepaalde dingen over van eerdere generaties”, zegt Henriquez. ,,Dat zie je terug in psychische problemen, zoals depressies en zelfmoordneigingen. Je kunt dat doorbreken met meer kennis over je familiegeschiedenis.”

Typisch Curaçaos fenomeen
Het gebruik van meisjesachternamen is typisch voor Curaçao, schrijft Christel Monsanto in 2012 in het Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie (CBG). Monsanto is een deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek naar familienamen.

Vaders ‘waren maar zelden bekend’ en daarom werd gekozen voor ‘een combinatie van de naam van het kind en de voornaam van de moeder’. Dat werd dan bijvoorbeeld Elisabeth van Anita, of Cathalina van Rosa, legt Monsanto uit in het artikel. In de registers van de burgerlijke stand verdwijnt het woordje ‘van’ uiteindelijk vaak. En ziedaar familienamen als Anita en Rosa.

Het gebeurde op Curaçao ook wel dat de naam van de eigenaar werd omgedraaid. Monsanto noemt als voorbeeld de familienaam Debrot die veranderde in Torbed. Maar ‘dit fenomeen van de omgedraaid gespelde naam van de laatste eigenaar’ kwam meer voor in Suriname.

De vrijgemaakte mensen kregen dus niet altijd de meisjesnaam van een voorouder. ,,Soms is de herkomst terug te voeren tot een plek op het eiland”, zegt Henriquez. ,,Maar de keuze kon ook volslagen willekeurig zijn, ‘Koevoet’ bijvoorbeeld.”

‘Voortschrijdend inzicht’

Volgens Coen van Galen van Radboud University Nijmegen kom je in 1863, de afschaffing van de slavernij, nog maar een enkele vrouwennaam tegen in de slavenregisters en Emancipatieregisters van Curaçao. Kinderen die tussen 1863 en 1900 werden geboren kregen vaak niet de eerste, maar de tweede voornaam van hun moeder als achternaam.

Rose Mary Allen van de University of Curaçao zegt dat dergelijk voortschrijdend inzicht typisch is voor historisch onderzoek. De digitalisering van bronnen versnelt het proces. ,,Namen hebben een betekenis en allerlei aspecten spelen een rol. De keuze kan bijvoorbeeld bepaald zijn door culturele gewoontes.”
Allen vindt in het algemeen dat veel meer cultuur-historisch onderzoek nodig is naar het slavernijverleden. ,,Het is belangrijk om de resultaten te vergelijken met studies in andere landen in het Caribisch gebied.”

Coen van Galen is adjunct hoogleraar sociale en koloniale geschiedenis aan Radboud University en projectmanager ‘historical database of Suriname and the Caribbean’. Rose Mary Allen is buitengewoon hoogleraar cultuur, gemeenschap en geschiedenis aan de University of Curaçao Dr. Moises da Costa Gomez.

Wil je meer weten over de namen uit het slavernijverleden of zelf op onderzoek naar je voorouders? Kijk dan eens op www.cbg.nl of www.nationaalarchief.cw

De Wekelijkse Update

Blijf voortaan op de hoogte over de Caribische gemeenschap. Abonneer je net als anderen op de Wekelijkse Update via deze link.