Met een niet ziende blik kijk ik de afgelopen weken naar de stapels puin buiten mijn moeders huis. Zo ook vandaag, totdat mijn aandacht onwillekeurig getrokken wordt door felblauw in mijn rechterooghoek. Mijn blauwe beer. Ik stop en daarna mijn moeder, de buurvrouw heeft vanaf haar balkon blijkbaar gezien waar ik naar kijk. “Hij ligt daar helemaal alleen” zegt ze. “Niemand die voor hem zorgt.”

Ik verbaas me erover dat het lot van het blauwe beertje plots een surrogaat is geworden voor de geleden kwetsbaarheid tijdens en na Irma. Maar het is even vanzelfsprekend als dat het bevreemdend is, de blauwe beer staat ergens voor. Niet in de laatste plaats vanwege de serendipiteit van zijn opduiken. We staan daar even en reflecteren wat over de beer. Ongemerkt heb ik hem al gepakt, weggegrist bijna uit de puinhoop, en knijp ik met mijn rechterhand in de zachte stof.

“Het blauwe beertje is plots een surrogaat geworden voor de kwetsbaarheid tijdens en na Irma”

Ik leg de beer terug op de puinhoop en doe enkele mislukte pogingen het moment vast te leggen met een foto. Dat gaat natuurlijk niet. Ik heb een korte herbeleving van de allerlaatste aflevering van de serie ‘Six Feet Under’, waarin een van hoofdpersonen, Claire, tijdens een net zo misplaatste vastleg poging de stem van haar broer hoort; “je kan hier geen foto van maken, het is al voorbij”.

Met de beer in mijn hand loop ik het huis in. Mijn moeder wijst en vraagt mijn mening over waar de nieuwe kasten moeten komen. Het beertje is niet te licht en niet te zwaar, maar precies goed. Als je hem bij zijn hals vastpakt heb je net een beetje kracht in je vingers nodig om hem niet te laten vallen. Zijn massa verschuift tussen zijn ledematen en zijn romp wanneer je hem kantelt. Als een pittenzak rolt de beer aangenaam over de huid van mijn hand.

“Van alles wat daar ligt hebben we afscheid genomen, moeten we afscheid nemen”

“Moeten we de bruine beer ook zoeken?” vraagt mijn moeder. Voor ik het weet heb ik een snelle en ferme nee uitgesproken. Niet omdat ik de bruine beer niet zou willen vinden, maar omdat ik wil voorkomen dat we die puinhopen ingaan. Van alles wat daar ligt hebben we afscheid genomen, moeten we afscheid nemen. Dat de blauwe beer is teruggegeven moet geen aanleiding vormen om in het moeras te stappen. Net nu we op het droge beginnen te geraken.

Mijn moeders aandacht is alweer op het volgende gevestigd; de keuken. Is het fornuis nog schoon te krijgen? Hebben de deurtjes van de keukenkasten door en door waterschade of kan er met schuren en opnieuw verven nog veel gered worden?

Ik loop mijn oude slaapkamer binnen, waar inmiddels weer mijn klerenkast, ladekast en bureau staan. Wonderbaarlijk genoeg intact. In deze kamer was het grootste gat in het dak, ze hebben onbeschut in de stromende regen gestaan. Ik zet het beertje zittend op de klerenkast. Met mijn handpalmen tegen mijn onderrug loop ik naar het raam.

“We hebben wel het één en ander meegemaakt hè, jij en ik, zeg ik in gedachte tegen de beer”

Beelden van orkaan Lenny stromen door mijn hoofd, de eerste grote orkaan die ik meemaakte. Ook toen was er veel kapot, ook toen stond een klein groepje mariniers tussen de bevolking en totale anarchie in. Ook toen zagen velen toch kans tijdens de chaos hun slag te slaan. Vanuit het raam waar ik nu door kijk waren de hordes te zien die zich richting de nabijgelegen supermarkt begaven. Ik kijk over mijn schouder naar de beer. “We hebben wel het één en ander meegemaakt hè, jij en ik” zeg ik in gedachten tegen hem.

Naeem Juliana

Naeem Juliana (27) uit Utrecht woonde tot zijn zeventiende op Sint-Maarten en werkte er in 2014 in de psychiatrische hulpverlening. Na orkaan Irma op Sint-Maarten heeft hij zijn studie psychiatrie in Nederland on-hold gezet, zijn huur opgezegd en afscheid genomen van zijn vriendin. Allemaal om op Sint-Maarten mee te helpen aan de wederopbouw van het eiland en dan met name de psychiatrische hulpverlening. Via Caribisch Netwerk volg je zijn verhaal.