UP-partijleider Theo Heyliger op verkiezingscampagne in 2010

UP-partijleider Theo Heyliger op verkiezingscampagne in 2010

PHILIPSBURG – Het gemeenschappelijk hof van Justitie heeft de zogenoemde Masbangu-zaak tegen vier personen die ervan worden verdacht hun stem te hebben verkocht of bij de verkoop daarvan te hebben bemiddeld, dinsdag terugverwezen naar het gerecht in eerste aanleg.

De zaak betreft beschuldigingen van stembusfraude gepleegd door aanhangers van de United People’s Party (UP) tijdens de parlementsverkiezingen van 2010.

Rechter Koen Luijks stelde in augustus vorig jaar, dat het Openbaar Ministerie (OM) de schijn van klassenjustitie op zich heeft geladen door wel de verkopers van de stemmen te vervolgen, alsmede een vertegenwoordiger van de UP, maar af te zien van onderzoek naar de rol van deze partij en haar leider Theo Heyliger.

Drie miljoen dollar
De rechter stelde destijds dat het OM alle tijd heeft gehad om de rol van Heyliger en de UP te onderzoeken en dat ook voldoende aanwijzingen waren om dit onderzoek te rechtvaardigen. Volgens informatie van de Criminele Inlichtingen Eenheid heeft Heyliger in 2010 drie miljoen dollar uit eigen middelen in de verkiezingskas van de UP gestort.

Het gerecht noemde het ‘onbegrijpelijk’ dat Heyliger nooit door de Landsrecherche is verhoord en stelde dat de beslissingen van het OM in strijd zijn met het gelijkheidsbeginsel en het verbod op willekeur.

Verschillen
Tijdens de behandeling van het hoger beroep, wees procureur-generaal Taco Stein er op dat de onderzoeken naar de stemmenverkopers en een onderzoek naar de rol van de UP totaal verschillen. Een onderzoek naar de rol van de partijleiding zou antwoord moeten geven op vragen zoals welke personen binnen de partij verantwoordelijk zijn geweest voor het kopen van stemmen, hoeveel geld ermee gemoeid was en waar dit geld vandaan kwam.

Het hof volgde het betoog van het OM. Volgens het hof is dan ook niet gebleken van strijd met het gelijkheidsbeginsel, en van willekeur of klassenjustitie. De vonnissen van het gerecht zijn daarom vernietigd en de zaken terugverwezen naar het gerecht in eerste aanleg.

Door John van Kerkhof