AMSTERDAM – In het Oosterpark is zaterdag de afschaffing van de slavernij herdacht. Politici en bestuurders houden toespraken en leggen kransen. Een wintipriesteres doet een plengoffer, behalve voor de gestorven tot slaaf gemaakten ook voor de Amsterdamse burgemeester Eberhard van der Laan, die ernstig ziek is en ontbreekt tijdens het Keti Koti Festival.
Ondanks het druilerige weer is het druk tijdens de plechtigheid, die een gemêleerd publiek trekt. De Curaçaose Michenou (50) is voor de eerst keer afgekomen op Keti Koti (‘verbroken ketenen’). “Ik woon pas een paar jaar in Nederland. Het trok me altijd wel, maar ik wist niet dat het zo’n groot evenement was. Een mooie herdenking, goed bezocht ook. En er zijn mensen van veel verschillende achtergronden.”
Namens het kabinet spreekt de Nederlandse minister Stef Blok (Veiligheid en Justitie). “Hoe kon het dat in de Republiek van de ware vrijheid, zoals de Hollandse bestuurders zich omschreven, zo weinig oog was voor de vrijheid van de ander?”, vraagt hij zich af. Met de slavernij kwam er geen einde aan racisme, erkent ook de bewindsman. Hij noemt de bestrijding van racisme en discriminatie daarom een ‘belangrijke prioriteit’ van het kabinet Rutte 2.
Antoin Deul, voorzitter van het NiNSee, betwijfelt dit. Deul verwijst naar de berucht geworden uitspraak van de Nederlandse premier Mark Rutte, die in maart zei dat de oplossing voor discriminatie bij allochtonen zelf ligt. ‘Ze moeten zich invechten’, aldus Rutte.
Deul: “We hebben nog een lange weg te weg gaan naar het beloofde Nederland. Dat vraagt leiders met een visie. Leiders die niet voor electoraal gewin gaan, bezorgde burgers naar de mond praten maar doen wat juist is als het ertoe doet. Gelijkwaardige burgers hoeven zich niet ‘in te vechten’.”
Van verschillende culturele achtergronden zijn Surinaamse Nederlanders met afstand het best vertegenwoordigd. Michenou daarover: “Er zijn ook veel Antilliaanse events en dagen, zoals Dia di Bandera of Dia di Rincon. Maar dat is meestal op dorp- of wijkniveau, niet nationaal. Of Antillianen zich meer moeten laten zien? Dat denk ik wel, ja.”