KRALENDIJK – Olieterminal Bopec op Bonaire heeft nog niet de benodigde financiële middelen om de uitvoering van het herstelplan voor de installaties te kunnen garanderen. De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) had geëist dat er voor 5 januari een garantie zou liggen voor uitvoering van het achterstallig onderhoud.
Bopec heeft op die datum wel een nieuw herstelplan ingediend, maar voor de financiële garantie vroeg het meer tijd. ILT heeft het bedrijf, dat eigendom is van de Venezolaanse staatsoliemaatschappij PdVSA, nu tot 19 januari de tijd gegeven om aan te tonen over voldoende kapitaal te kunnen beschikken.
Bestuursdwang
De dreiging van een ‘last onder bestuursdwang’ (LOB) is dus nog niet van de baan. Die LOB houdt in dat Bopec de tanks en leidingen moet leegmaken, omdat de installaties niet voldoen aan de internationale veiligheidseisen. Zowel de werknemers als het milieu lopen gevaar door regelmatig optredende lekkages. Ook de elektrische installaties en de steigers verkeren in slechte staat. Voor de steigers heeft Rijkswaterstaat bepaald dat ze in mei aan de eisen moeten voldoen.
Volgens de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN) heeft Bopec afgelopen vrijdag een ‘zienswijze’ ingediend. “De zienswijze bevat ook een nieuwe planning voor de herstelwerkzaamheden en rapporten van recent uitgevoerde technische onderzoeken. Met het geheel heeft de ILT voldoende informatie ontvangen om een besluit te nemen over het eventueel opleggen van de LOB.” Daarover wordt nu na 19 januari beslist.
Problemen PdVSA
Bopec was wel begonnen met een onderhoudsprogramma, maar dat stagneerde door de problemen bij de Venezolaanse eigenaar PdVSA. Het staatsoliebedrijf verkeert in zwaar weer, zowel financieel als bestuurlijk. De top van het bedrijf, die volgens president Nicolás Maduro van Venezuela corrupt was, is vervangen door militairen. Door de Amerikaanse sancties kan er bovendien vrijwel geen geld naar het buitenland en zijn banken niet meer bereid met PdVSA samen te werken.