In een serie interviews zet Caribisch Netwerk de spotlight op mensen die op Curaçao strijden voor een bijzondere zaak. Ze willen iets bereiken en laten zich door niets en niemand van de wijs brengen. Wat drijft deze mensen? Deel 9: Harry Moen en zijn plichtsbesef om alles wat hij weet over de muziekgeschiedenis van Curaçao door te geven.
Het kan zomaar gebeuren dat je hem tegenkomt, ergens in Otrobanda, die man met zijn cuatro. Achter hem aan in ganzenpas, op het ritme van een oud Curaçaos lied, de groep die aan zijn tour meedoet. Harry Moen (69) geeft geschiedenisles, maar dan aan de hand van de traditionele muziek van het eiland.
Harry en zijn groepsleden zorgen er al vijftig jaar voor dat mensen de authentieke Curaçaose muziek kunnen horen. Op langspeelplaten en cd’s en tijdens optredens. Van wijlen pater Amado Römer krijgt hij mee waarom Grupo Serenada zo belangrijk is.
Harry Moen tijdens een tour door Otrobanda. Foto’s Archief Harry Moen
“Wat jij doet, zei Amado tegen mij, is dit: je kiest een lied over een nummerverkoper en neemt het op met een koor en begeleiding van folkloristische muziekinstrumenten. Je laat de bevolking zien: zó waardevol is jouw muziek.”
Harry ademt een en al muziek. Al zijn vrije tijd gaat vanaf 1975 naar die ene grote hobby: Grupo Serenada. Dit is een muziekgroep die de traditionele Curaçaose muziek laat horen, doorspekt met sappige anekdotes.
“Het was een obsessie. Dat zie ik nu ook wel. Het moest perfect zijn, punt uit. Met de muziek van Serenada wilde ik laten zien dat ik een echte yu’i Kòrsou ben, een goede Curaçaoënaar.”
Muziekgeschiedenis delen
Zijn stem is zijn krachtigste instrument. Harry praat in geluiden. Daarmee komen zijn verhalen en anekdotes tot leven. De papagaai die ‘carajo’, verdorie, roept, het fluitje als groet naar een buurvrouw of het getrommel van de ‘banda di blèki’, de blikjesband van de buurjongens.
Hier in Otrobanda groeit hij op. Hier komt hij weer terug na zijn studie en hier woont hij nog steeds met zijn vrouw en kinderen. Na al die jaren is Harry een wandelend archief als het gaat om de Curaçaose muziekgeschiedenis. Al die kennis en ervaring, alles wat hij heeft geleerd, wil hij delen met anderen. Dat neemt hij heel serieus.
“Het is mijn taak om die kennis door te geven. Dat is mijn plicht. Ik leg alles zo goed mogelijk vast, zonder mijn eigen mening te geven. Dat probeer ik. De mensen mogen zelf beslissen wat ze er verder mee doen.”
En daarom is er dat boek: ‘Tempu di Chinchirinchi’, over leven en muziek in het Otrobanda van 1900 tot 1920. En daarom geeft Harry sinds 2013 ‘als een bezetene’ muzikale rondleidingen in dit deel van de stad. En daarom is er de cursus ‘Geschiedenis en ontwikkeling van de traditionele Curaçaose muziek’.
“Tijdens de cursus gaan we de hele wereld over. In Oostenrijk luisteren we naar een muziekfragment uit The Sound of Music. In Ghana ontdekken we dat onze ‘benta’ daar ‘obenta’ heet. Ik wil de mensen van Curaçao laten zien: dit is van ons, dit is authentieke Curaçaose muziek. Daar mag je trots op zijn.”
Muziek, sport en kwajongensstreken
Die interesse voor de geschiedenis van het eiland heeft hij van zijn vader. Adriaan-Jan Moen komt begin jaren dertig van de twintigste eeuw vanuit Nederland naar Curaçao en begint bij de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot Maatschappij (KNSM). Vader Moen rijdt regelmatig een rondje over het eiland en zijn kinderen gaan dan mee.
Dat muzikale talent komt van zijn moeder. Irma Römer leert op haar elfde al viool spelen. Daar in de Klipstraat in Otrobanda, in het huis van haar oom Paul de Lima, zingt ze vanuit de deuropening de voorbijgangers toe. Zoon Harry groeit op in een sfeer van muziek, sport en kwajongensstreken.
“Ik dwaalde op mijn fiets of te voet door de steegjes en de buurten van Willemstad. Ik voelde me vrij, alles kon en mocht. Kattenkwaad uithalen of voetballen. Vliegeren en knikkeren.”
Aguinaldo en Rock
Harry zit net op de middelbare school als hij mag meedoen in het jeugdkoor Los Párajos. Bijna zestig jongeren ontdekken een instrument dat ze altijd bij zich hebben: hun stem. Ze oefenen twee keer per week, onder leiding van Frank Francisca, en treden op over het hele eiland. In december zingen ze ‘aguinaldo’s’, Spaanstalige kerstliedjes.
“Ik was de jongste van de groep. Frank eiste een ijzersterke discipline. Dat bracht hij ons bij. Toen heb ik echt goed leren zingen.”
Muziek wordt zijn leven als Axel Prudencia hem vraagt in zijn rockband. De jongens lenen muziekinstrumenten van familie en vrienden. Dit zijn de jaren zeventig. Harry heeft lang krullend haar en zingt nummers van bekende bands, zoals de Rolling Stones en Deep Purple.
Twilight Zone Band in 1974. Van links naar rechts: Cedric Dandare, Runny Cadeau, Axel Prudencia, Eric Calmes en Harry Moen.
Het begint met rock. Want vanaf het moment dat hij meedoet in die rockband, weet Harry het zeker. Hij is vijftien en wil verder in de muziek. Zijn vader vindt het geen goed idee, maar zijn moeder denkt aan een succesvolle Curaçaose muzikant en zegt: ‘Shon Coco Palm is nooit rijk geworden, maar zorgde wel altijd voor brood op de plank. Ga jij maar rustig muziek studeren.’
De jongens van de rockband sluiten zich aan bij een jeugdkerkkoor met ‘heel veel leuke meisjes’ en samen maken ze de musical Godspell. Zo leert Harry, Claire kennen, zijn vrouw en de moeder van zijn drie kinderen. Hier ligt het zaadje van Grupo Serenada, de muziekgroep die Harry vanaf 1975 leidt.
“Ik maakte kennis met de typische Curaçaose muziek. Dat kwam door mijn moeder en door musicus Emilio Prudencia, de vader van Axel.”
Muziekdocent
Hij kiest voor het conservatorium in Puerto Rico en voor de richting ‘Music Education’. Inmiddels weet hij wel dat muziekles meer kan zijn dan een instrument leren bespelen. Dat gaat over opvoeding en vorming. Maar dan ziet hij een baan als muziekleraar vooral als een manier om genoeg geld te verdienen voor zijn gezin.
Vier jaar later begint hij op Curaçao bij twee middelbare scholen. Eerst knutselen de leerlingen nog zelf hun trommeltjes in elkaar, maar later tikt Harry de muziekinstrumenten voordelig op de kop bij verschillende zaken. In de klas staat een geluidsinstallatie, een televisiescherm en de kinderen spelen op slaginstrumenten, gitaren en keyboards. Iedere les vormt zich weer een klein orkest.
“Ik zei tegen die leerlingen: als jij zelf geen muziek meeneemt, dan speel je de ouderwetse liedjes van Moen. D, G, en A-7, die akkoorden leerde ik ze. Daarmee kun je eigenlijk alles spelen.”