WILLEMSTAD – De relatie tussen Curaçao en Nederland lijkt sinds de coronacrisis bergafwaarts te gaan. Zo stelde premier Eugene Rhuggenaath dat hij geen ‘mucha manda’ (loopjongen) is van Nederland en andere kabinetsleden spreken over ‘WIC-praktijken’ en ‘machtsmisbruik’. Hoe kon de relatie zo verslechteren?
Curaçao en Nederland konden het opvallend goed met elkaar vinden onder premier Rhuggenaath van de PAR, de meest Nederland-gezinde partij. Tot hij vorig jaar onverwachts een aanwijzing kreeg vanuit Den Haag. “Dat heeft enorm kwaad bloed gezet”, constateert Leeflang.
“Ik vind het jammer dat door de spanningen er niet gedacht wordt aan het volk dat tot over de oren in de problemen zit. Zonder hulp komen we er niet uit. Wij hadden voor de coronacrisis al grote financiële problemen.”
Omayra Leeflang: ‘we kunnen het niet alleen’
Wat moet er nu gebeuren? Volgens de oud-minister moet de regering de coronaleningen ondanks de strenge voorwaarden aannemen, “want dit is onze laatste kans. Als we deze kans niet aangrijpen komen we de komende 25 jaar niet uit de problemen.”
‘Schijnautonomie’
Volgens historicus Jeanne Henriquez is de verslechterde relatie een gevolg van het Statuut, waarin de autonomie van Curaçao een ‘schijnautonomie’ zou zijn. “Vanaf 1954 dacht Curaçao dat ze zekere zelfstandigheid zou krijgen, wat we autonomie noemen, waarin Nederland aangeeft dat Curaçao het helemaal zelf voor het zeggen heeft. Maar op heel veel terreinen hebben we helemaal niks te zeggen en dat wringt”, zegt Henriquez.
‘Curaçaoënaars worden als tweederangsburgers beschouwd’
– historicus Jeanne Henriquez
“Opgenomen in het Statuut is dat er onderlinge bijstand moeten zijn in tijden van crisis. Curaçao geeft hierin wel volledige steun aan Nederland, maar andersom is dit niet het geval. Curaçaoënaars worden als tweederangsburgers beschouwd waarin mensenrechten nooit prioriteit hebben gekregen.”
Jeanne Henriquez: ‘we kunnen het wel zelf’
Frederik van Beetz was vanaf 2001 tot 2010 adviseur van drie minister-presidenten van de Nederlandse Antillen. Hij heeft de periode en de onderhandelingen voorafgaand aan de staatkundige vernieuwingen van dichtbij meegemaakt. “Ik vind dat Den Haag te weinig compassie toont, een warme schouder is in tijden van nood belangrijk”, vertelt Van Beetz.
De oud-adviseur is niet tegen de strenge voorwaarden die Nederland stelt aan de coronaleningen, maar daarover moet wel overeenstemming zijn én met inbreng van Curaçaose kant. “Uiteraard is zorgvuldig handelen noodzakelijk en gewenst bij besteding van de hulpgelden die worden opgebracht door belastingbetalers in Nederland. Maar ik weet uit ervaring hoe moeilijk het is voor de Nederlandse beleidsmakers en politici om zich in te leven in de verhoudingen op de eilanden. Ook op Curaçao moeten politici zich kunnen verantwoorden tegen hun kiezers.”
‘Meer inlevingsvermogen’
Beetz: “Na de staatkundige vernieuwingen op 10 oktober 2010 kwam een andere regering aan de macht op Curaçao, dan waarmee rekening was gehouden. De kabinetten van Gerrit Schotte waren nu eenmaal geen zegenrijke periode. Juist nu de PAR (de partij van premier Eugene Rhuggenaath) probeert het eiland op koers te houden, mag er wel eens meer inlevingsvermogen worden verwacht vanuit Den Haag.”
De oud-adviseur vreest dat de lessen die in de aanloop naar 10 oktober 2010 geleerd zijn, zijn vergeten. “Tot die lessen behoort: probeer je te verplaatsen in de standpunten en posities van de ander, voor de schaal (kleinschaligheid) en dat aan verbondenheid elke keer opnieuw inhoud moet worden gegeven”.
Ook Leeflang ziet het aanbod van Nederland als een kans en hoopt dat Curaçao die vrijdag, ondanks de strenge voorwaarden, toch aanneemt.