WILLEMSTAD – Meer marktbescherming, minder import van producten die op Curaçao kunnen worden geproduceerd en financiële steun van de overheid. Dat is wat ondernemers in de landbouw, veeteelt en visserij verlangen. “De overheid moet ons een handje helpen.”
Tekst wordt vervolgd na de video
Door Roelie van Beek
Minister Suzy Camelia-Römer van Gezondheid, Milieu en Natuur wil dat Curaçao over vijf jaar beschikt over duurzame landbouw. Het eiland zou grotendeels zelf in haar behoefte aan verse producten moeten kunnen voorzien, en niet afhankelijk zijn van import uit onder meer Venezuela.
De drie landbouwcooperaties op Curaçao – een op Banda’bou, een op Banda’riba en een voor Hato en omgeving – stellen als voorwaarde dat de huidige lijst van 22 tegen import beschermde, lokaal geproduceerde producten wordt uitgebreid. Dat zou betekenen dat importeurs ook voor andere producten bij de overheid ontheffing moeten aanvragen om deze te kunnen invoeren.
‘Telen is niet moeilijk’
“Op Curaçao kan vanalles geteeld worden, veel meer dan 22 soorten groente en fruit,” zegt Wendel Alberto, kunukero op Soto. “Telen is niet moeilijk, dat kun je leren, maar de aanplant beschermen tegen vandalisme, diefstal en ziekteverwekkers die van elders worden ingevoerd, dat is een ander verhaal. Ik had grapefruit, sinaasappel, mandarijn en peren en appels. Allemaal weg, door diefstal en door vreemde virussen.”
Het is volgens Alberto niet rendabel om camera’s te plaatsen of andere beveiligingsmaatregelen te nemen. “Dat kost allemaal geld en hoe verdien je dat terug? De prijs van de producten kun je niet verhogen, telkens wanneer jij extra moet investeren wanneer jouw afrastering weer eens is vernield en een deel van de oogst weg is.”
Stanley Marks, oprichter en hoofd van de afdeling landbouw bij de Ontwikkelingsbank Nederlandse Antillen (Obna), erkent dit probleem. “Het motiveert mensen niet om zich als landbouwer te profileren. Dat betekent niet dat er op Curaçao niet geproduceerd wordt, integendeel, maar men loopt er niet mee te koop.”
‘Dieven zorgen ervoor dat mensen zich niet als landbouwer profileren’ – Stanley Marks, Obna
Marks heeft in de 33 jaar dat hij bij de Obna werkt het aantal ondernemers in de landbouw, veeteelt en visserij zien stijgen naar 1600. “De interesse is groot. Nostalgie en weemoed speelt bij velen een grote rol. Het wachten is op meer ondernemers die beginnen vanuit de gedachte: hoe gaan wij dit land voeden?”
Verduurzaming van de sector is alleen mogelijk als de overheid zorgt voor kennisoverdracht, bij voorkeur door de oprichting van een landbouwschool, zegt Marks.
Schade
“In afwachting daarvan kan het aanbieden van cursussen aan ondernemers een groot verschil maken.” Tevens dient justitie werk te maken van de opsporing van dieven en vandalen, aldus Marks. “Het is hoog tijd dat dit serieus wordt opgepakt. De schade die ondernemers lijden is beduidend, en zij kunnen hier niet voor blijven opdraaien. Dat staat ook de ontwikkeling van de sector in de weg.”