“De traditionele geitenhouderij wankelt” – hoe LVV werkt aan de inhaalslag van lokale landbouw

Foto: Marit Severijnse. Op de foto: Eric Curiel

Bonaire is sterk afhankelijk van geïmporteerd voedsel, maar op het terrein van LVV (Landbouw, Veeteelt en Visserij) op het eiland groeit langzaam een nieuwe beweging. Een plek waar jonge ondernemers, lokale boeren en landbouwdeskundigen werken aan een toekomst waarin het eiland meer eigen voedsel kan produceren. Maar hoe hoopvol de ontwikkeling ook is, de landbouw op Bonaire staat volgens coördinator Maurice Adriaens nog “op een primitief niveau” en heeft dringend een inhaalslag nodig.

Adriaens, in het dagelijks leven hoofd beleid en projecten binnen de overheid, doet dit er ‘even naast’ bij gebrek aan invulling van de functie. “Het groeit me een beetje boven het hoofd,” geeft hij lachend toe. Maar je ziet: dit is wat hij het liefste doet.

Adriaens werd geboren op Curaçao, studeerde later landbouw in Nederland en had daarna een rozenkwekerij op Curaçao, zat jaren in de politiek en werkte als directeur van de luchthaven. Toen hij in 2020 bij LVV terechtkwam, vielen de puzzelstukjes op hun plek. “Landbouw is mijn hartstocht.”


Maurice Adriaens. Foto’s Marit Severijnse

Een terrein vol mogelijkheden
Op het LVV-terrein werken groente- en fruitbedrijven, bijenhouders, een compostbedrijf en een kleine veehouderij. Voor veel startende ondernemers betekent het terrein eindelijk toegang tot land en water. “Dat waren altijd de grootste blokkades,” vertelt Saeed Lourens van Nature Cooking School, die er sinds anderhalf jaar zit. Hij leert mensen koken met ingrediënten die hij rechtstreeks uit de natuur haalt. “Nu we land én water hebben, is dit een kans om een droom waar te maken. We betalen minder huur dan elders en helpen elkaar als ondernemers. Zo groei je samen.”


Saeed Lourens van Nature Cooking School

Adriaens legt uit dat de grond op het terrein een groot verschil maakt. “Buiten het terrein is het bijna onmogelijk om professioneel te verbouwen. De ondergrond van Bonaire bestaat uit koraal, waardoor je geen goed grondwater hebt. Maar hier hebben we een eigen waterzuivering.”

Ook geitenhouder Eric Curiel, die bijna tweehonderd dieren heeft, vond eindelijk een plek om zijn bedrijf te starten. “Ik zocht al lang een terrein. Dat is bijna onmogelijk op Bonaire. Hier kon ik verrassend snel beginnen.” Hij verkoopt vanuit een eenvoudige overkapping van palmbladeren verse eieren. “Vooral aan Europese Nederlanders. Ze willen écht scharreleieren, omdat dat gezonder is.”

Maar uitbreiding gaat langzaam
Hoewel het terrein ruimte biedt aan een mix van startende en meer gevestigde boeren, blijft het aantal actieve bedrijven achter. In april 2024 waren er vijf, met de ambitie om eind dat jaar tien bedrijven actief te hebben. Anderhalf jaar later staat de teller nog steeds op vijf. “Dat ligt vooral aan de traagheid van de overheid,” zegt Adriaens. “Niet aan de boeren. Er zijn veertien bedrijven in de startfase die wachten op vergunningen voor de kavels.”


Bedrijventerrein LVV

‘Denk niet in een krop sla, maar in een bord salade’
Nieuwe ondernemers op het terrein krijgen steevast hetzelfde advies. “Je moet niet denken in een product, maar in het eindresultaat,” legt Adriaens uit. “Niet een kropje sla, maar een bord salade. Je moet begrijpen wat de consument uiteindelijk gaat eten.”

Dat past bij de bredere toekomstvisie: het LVV-terrein moet een plek worden waar de gemeenschap samenkomt. “Ik wil dat het een plek wordt waar kinderen tussen fruitbomen spelen, ouders iets kunnen eten dat net geoogst is en boeren rondleidingen geven. Dat mensen het hele proces kunnen zien: van plant tot bord.”

De traditionele geitenhouderij wankelt
Hoewel Bonaire zo’n tweehonderd geitenhouders kent, kan bijna niemand ervan leven. Door gebrek aan kennis en aandacht is de kwaliteit van het lokale geitenras achteruit gegaan. “Bonaire was ooit beroemd om zijn geitenhouderij,” vertelt Adriaens. “Mensen van andere eilanden kwamen hier om kennis op te doen. Maar dat is langzaam verdwenen.”

De geiten die er nu zijn, noemt hij ‘survivors’: dieren die zichzelf op het droge land in leven houden. Dunner, kleiner, taaier. “Daarom importeren we rasbokken uit Aruba en Nederland om de kwaliteit te verbeteren.”

Op het terrein van LVV lopen momenteel zo’n negentig geiten. Maar in restaurants zie je de lokale geit nog steeds weinig. De kwaliteit is te wisselend, zegt Adriaens. “Je kunt een geit van negen maanden krijgen of van twintig jaar. De smaak verschilt enorm. Restaurants kunnen zo geen constante kwaliteit bieden.”

Hij zucht even en glimlacht dan: “De mensen hier slachten nog steeds een geit van twintig jaar en koken de hele nacht om het eetbaar te krijgen. Terwijl een geitje van negen maanden malser is dan steak. Maar die kennis is verloren gegaan.”


Geiten op LVV-terrein

Geen machines, maar kennis
Ook professionele boeren op Bonaire zijn schaars. Boeren staan op Bonaire voor verschillende uitdagingen, waaronder het klimaat, dure producten en weinig steunmaatregelen. Waar de overheid wel machines subsidieert, ontbreken startsubsidies zoals die in Europees Nederland. Maar volgens Adriaens is dat niet het grootste probleem. “De echte bottleneck is kennis, niet geld voor machines. We zijn nog zo primitief bezig. Een boer moet leren denken als ondernemer.”

Daarom wil LVV uitgroeien tot kenniscentrum — mét professionals die boeren langdurig begeleiden. “Een cursus van drie dagen werkt niet. Je hebt iemand nodig die wekelijks bij je langskomt en vraagt: heb je je administratie gedaan? Hoeveel winst heb je? Welke kosten komen eraan?” De begeleiding moet vooral gericht zijn op kleine startende boeren.

Ook financiële discipline ontbreekt vaak. “Veel boeren geven hun inkomsten dezelfde dag uit. Maar dat is geen winst. Het grootste deel moet terug het bedrijf in: voer, zaden, investeringen.”

Daarnaast moeten boeren commerciëler leren denken. “Twintig kilo hooi kost 15 dollar en een kilo vlees levert 6,50 op. Toch verkopen mensen goedkope geit, terwijl schapenvlees in de supermarkt 50 dollar per kilo kost.”

Het gaat volgens hem niet alleen om hoge prijzen, maar ook om professionalisering. “Je moet weten wat een dier nodig heeft. Hier gooit men maar hooi. Dan is de maand om en zeggen mensen: ‘voer is te duur, de overheid moet helpen’. Nee, je moet leren hoe je je bedrijf runt.”

De volgende generatie: leren door te doen
Naast het ondersteunen van boeren wil LVV kinderen én de gemeenschap opnieuw verbinden met lokaal voedsel. “Jongeren willen tegenwoordig een binnenbaan in de airco,” zegt Adriaens. “Ze eten geïmporteerd voedsel en hebben geen idee hoe iets groeit.”

Daarom moeten kinderen weer in contact komen met het land. Drie jaar geleden zette LVV op alle scholen kassen neer, maar door het hoge verloop onder leraren werden die niet altijd onderhouden. “Je traint iemand en die vertrekt weer. Dan vallen de projecten stil.”

Nu begint LVV opnieuw, maar met één pilotschool. Daar wil Adriaens lokaal fruit terugbrengen: tamarinde, mispel, chumarucu. “Waarom zouden kinderen alleen appels en mandarijnen eten?”

Adriaens vertelt met zichtbaar plezier over zijn eigen jeugd op Curaçao. “Elke school had fruitbomen. Ik liep met tamarinde in mijn broekzak. Je maakte er een bal van met een beetje suiker. Zo leerde je spelenderwijs. Altijd buiten, altijd bezig.”

Hij wil dat kinderen op Bonaire dat weer kunnen ervaren. “Laat ze proeven, proberen, buiten zijn. Dan krijgen ze vanzelf weer een band met lokaal voedsel.”

Voedselzekerheid blijft onderbelicht
Sinds de Coronapandemie levert LVV verse groenten en fruit aan voedselbanken. “Tijdens Covid zagen we hoe kwetsbaar onze voedselvoorziening is,” zegt Adriaens.

Toch ervaart hij dat voedselzekerheid nog altijd geen prioriteit is voor bestuurders. “We zijn volledig afhankelijk van import. En we leven in tijden van klimaatverandering, oorlogen en onverwachte tekorten. Voedsel voor je eigen mensen zou hoger op de agenda moeten staan. Maar de politiek heeft veel sectoren die om aandacht vragen.”

Ondanks de uitdagingen gelooft Adriaens dat het LVV-terrein een cruciale rol kan spelen in de toekomst van Bonaire. Het moet een plek worden waar boeren kunnen groeien, kinderen kunnen leren en de gemeenschap dichter bij haar eigen voedsel komt.