Papiamentu krijgt plek op basisschool, maar nu moeten leraren nog improviseren

Foto: Marit Severijnse

Papiamentu krijgt op Bonaire een belangrijkere rol in het basisonderwijs. Het nieuwe referentiekader – waarin staat wat leerlingen op elk niveau moeten kunnen – ligt klaar, maar de bijbehorende toetsen laten nog op zich wachten. Daardoor zijn veel leraren aangewezen op eigen lesmateriaal, creativiteit en moeten ze improviseren.

Het doel is helder: aan het eind van de basisschool moet elke leerling hetzelfde basisniveau Papiamentu beheersen, zodat de overstap naar het voortgezet onderwijs soepeler verloopt. In de praktijk blijkt dat lastig. De niveauverschillen tussen leerlingen zijn groot, en zonder landelijke hulpmiddelen moeten scholen creatief blijven om iedereen mee te krijgen. “Ze hebben het wel goed bedacht, maar de uitvoering hebben we nog niet gezien”, zegt basisschooljuf Tamaika Bernabela. “Iedere school interpreteert de leerdoelen nu nog op haar eigen manier.”

Een andere houding in de klas
Bernabela geeft sinds dit schooljaar Papiamentu aan alle groepen van basisschool De Pelikaan. Ze werkt al acht jaar op de school en vervult haar nieuwe rol met veel liefde, hoewel ze geen opgeleide vakdocent Papiamentu is. “De jongste groepen krijgen nu wekelijks les, wat eerder nauwelijks gebeurde,” zegt Bernabela. Ook wordt meer gelet op de verschillende taalniveaus. “De klas wordt tijdens mijn les verdeeld in twee niveaus: kinderen voor wie Papiamentu de moedertaal is, die krijgen moeilijkere opdrachten, terwijl we bij Europese-Nederlandse kinderen meer de basis doen.”

Bernabela merkt dat leerlingen de lessen serieuzer nemen nu de taal een grotere rol krijgt. “Eerst dachten ze: Papiaments is niet belangrijk. Maar nu herhaal je het telkens, en het kwartje valt: ze begrijpen dat ze straks cijfers krijgen voor Papiamentu. Hun houding is echt veranderd: ze nemen de taal serieuzer.”

Lesuren en materiaal blijven een uitdaging
Toch blijft de tijd in het rooster beperkt. “Groep vijf en zes krijgen twee keer per week dertig minuten, groep zeven en acht twee keer 45 minuten. De jongste groepen slechts vijftien tot dertig minuten,” legt Bernabela uit. “Meer tijd is wenselijk, maar de volle roosters laten dat nauwelijks toe.”

Ook lesmateriaal ontbreekt nog. “In het Engels en Nederlands heb je van alles, maar in Papiamentu niet. Daarom gebruik ik eigen oefeningen, gericht op wat leerlingen later op de middelbare school nodig hebben: begrijpend lezen, dictees, luisteren en presentaties. Andere scholen beperken zich soms alleen tot grammatica.” De officiële voortgangstoetsen laten nog op zich wachten. “Ze zeiden dat ze eraan werken, maar we hebben nog niets teruggekoppeld gekregen,” aldus Bernabela.

Foto: Marit Severijnse (AI gegenereerd)

Sharité Severina, programmamanager Taal bij de lokale overheid, belooft dat daar verandering in komt. “Vanaf schooljaar 2025–2026 worden de doorstroomtoetsen verplicht op alle basisscholen. Deze toetsen worden in februari 2026 afgenomen. Het vak Papiamentu zal hierbij daadwerkelijk meetellen in het schooladvies dat bepaalt naar welk type voortgezet onderwijs een leerling doorstroomt.”

Ouders schuiven van weerstand naar nieuwsgierigheid
Ook de houding van ouders tegenover Papiamentu verandert, merkt groep-7-juf Nicolle Clifton. “Een paar jaar geleden keken ouders vaak negatief aan tegen Papiamentu. Ze kozen bewust voor onze school omdat die meer op het Nederlands gericht is. Ze zeiden: mijn kind hoeft geen Papiamentu te leren, we blijven maar even op Bonaire wonen.”

Tegenwoordig ervaart Clifton dat anders. “Ouders zijn nu nieuwsgierig: ze vragen wanneer de kinderen Papiamentu les krijgen, of er bijles is en wat ze thuis kunnen doen. Dat is een groot verschil met vijf jaar geleden.”

Toch blijft de motivatie onder leerlingen uiteenlopen. “Op sociale media zie je vaak Europese Nederlanders zeggen dat Papiamentu onbelangrijk is. Kinderen van zulke ouders hebben vaak weinig interesse. Maar er zijn ook Europees Nederlandse kinderen die het juist leuk vinden en meedoen aan voorleeswedstrijden. Ouders hebben echt invloed op hoe hun kinderen naar de taal kijken.”

Ook docenten uit Nederland moeten de taal leren
Volgens Clifton nemen ook veel Nederlandse docenten hun verantwoordelijkheid om Papiamentu te leren niet serieus genoeg, terwijl ze wél gratis taallessen aangeboden krijgen. “Maar die volgen ze niet altijd. Dat is jammer. Als ik in het buitenland ga werken, leer ik de taal daar ook. Hier leggen we de lat te laag.” Volgens haar beïnvloedt dat ook de houding van ouders. “Ze denken: de leerkracht spreekt geen Papiamentu, waarom moet mijn kind het dan wel leren? Het begint bij ons.”

De stille kracht van de onderwijsassistent
Onderwijsassistent Aleesha Keller werkt in groep 5 en ondersteunt dagelijks leerlingen die moeite hebben met de Nederlandse instructietaal in de klas. “De leerkracht geeft instructie in het Nederlands, en ik vertaal meteen naar Papiamentu, Spaans of Engels voor kinderen die het niet begrijpen. Ze zijn echt niet dom, ze kunnen zich alleen beter uitdrukken in hun eigen taal.” Leerlingen mogen nu ook in Papiamentu of Engels boeken lezen op de school. “Dat zorgt voor inclusiever taalonderwijs,” zegt Bernabela.

De samenwerking tussen leerkracht en onderwijsassistent blijkt cruciaal, zeker in meertalige groepen. “Ik heb een kind in mijn klas dat helemaal geen Nederlands spreekt. Ik vertaal alles voor hem. Dat lukt alleen dankzij onze samenwerking,” legt Keller uit.

Toch vraagt dat veel van de onderwijsassistenten. “Je moet voor ieder kind een andere uitleg bedenken, zodat iedereen het begrijpt. Dat maakt onze taak waardevol, maar ook best intensief.” Volgens Bernabela is de basisschool waar zij werken wel een uitzondering wat onderwijsassistenten betreft. “Bij ons heeft elke klas een assistent. Andere scholen moeten vaak één assistent over meer groepen verdelen.”

Een groeiende waardering, maar nog een lange weg
Scholen zoals De Pelikaan laten zien dat Papiamentu aan belang wint: leerlingen nemen het vak serieuzer, ouders tonen meer interesse en de lessen worden inclusiever. Maar zonder de officiële voortgangstoetsen, materiaal en duidelijke begeleiding blijft de uitvoering lastig, zegt Bernabela.

“Ze hebben het wel goed bedacht, maar de uitvoering hebben we nog niet echt gezien. Iedere school interpreteert de leerdoelen nu nog op haar eigen manier. Dat vind ik moeilijk. Ik wil graag precies weten wat ze moeten beheersen voordat ze naar de middelbare school gaan.”