Alphonsus Baak: “Ik hoef niet zo nodig gezien te worden  als meneer de pastoor”

Foto: Deborah Bremmer

De kerk van Rincon heeft na lange tijd een nieuwe pastoor: Alphonsus ‘Fons’ Baak (67). Van tevoren was hij gewaarschuwd dat Rincon moeilijk is. “Daar merk ik niets van.” Moeiteloos verzorgt sinds eind vorig jaar vier diensten per week volledig in het Papiaments en doet hij zijn best om de mensen bij elkaar te houden. “Verbinding is ontzettend belangrijk, no?” In aanloop naar de grote feestdag Dia di Rincon spreek ik over zijn rol en de weg daar naartoe.

Als ik aankom bij de pastorie tref ik de schoonmaakster. “De pastoor doet net een dutje.” Even later komt hij aanstommelen. Ik verwacht een zwart-wit gewaad, maar hij heeft zijn dagelijkse kloffie aan. Hij verontschuldigt zich dat ik moest wachten. “Het zijn zulke drukke weken met alle festiviteiten.” We nemen plaats op twee plastic stoelen op de stoep van zijn woning in het hart van Rincon. Een buurjongen komt aan het hek staan om met de hond te spelen. “Verveel je je, nu je vakantie hebt?” vraagt Baak.

Baak op de stoep van de pastorie met zijn hond die meeverhuisde uit Curaçao. Foto’s Deborah Bremmer

Jonge jaren
Baak wordt in 1957 geboren in het Gelderse dorpje Eibergen in Nederland. Daar groeit hij op in ‘een heerlijk groot gezin’ met zes broers en twee zussen. Hoewel zijn ouders katholiek zijn, gaat hij al jong niet meer naar de kerk. “Het voetbalveld was interessanter op de zondagmorgen.”

Zijn ouders zijn niet streng. Alleen wanneer zijn vader ziek wordt, moet hij mee naar Lourdes, het bekende katholieke bedevaartsoord in Frankrijk. Helaas overlijdt vader als Baak zestien jaar oud is. Zijn jonge jaren waren in de jaren zeventig. “Het was de flowerpowertijd en daar deed ik volop aan mee: veel uitgaan, laat thuiskomen. Ik heb wel eens in het Vondelpark geslapen voor een concert.” Hij is altijd al anders dan zijn broers en zussen. “Zij zijn gewoon van huisje, boompje, beestje. Ik niet, ik wilde reizen, ontdekken. Mijn zus zei altijd: ‘Fons, je bent zo’n rare!”

Plotselinge ommekeer
Hoewel hij tevreden is met het leven dat hij leidt – een baan als accountant, een goed salaris, een relatie – besluit hij na het zien van een verhaal in de krant zijn leven om te gooien. “Het woord seminarie knalde binnen. Ik dacht: dat is het!” Hoewel het hem van alle kanten werd afgeraden, begon hij de opleiding tot pastoor. “Ik kwam van een boerderij, ik moest eerst een jaar Latijn en Grieks inhalen, en van filosofie had ik nog nooit gehoord. Maar de studie was een makkie, ik kon gelukkig goed leren.” Hij heeft nooit spijt gehad van deze ommekeer. En, “met mijn vriendin klikte het toch al niet meer.”

Na zes jaar opleiding gaat hij aan de slag in een parochie in Limburg. “Daar kom je heel moeilijk tussen als ‘Hollander’, het voelde voor mij als buitenland.” In het Caribisch gebied daarentegen heeft hij weinig moeite met aarden. Het begint allemaal met een project in Haïti in 1990. “Toen heb ik de regio ontdekt.” Daarna woont hij tien jaar lang op Curaçao. Eerst in Otrobanda, waar hij een dagopvang voor verslaafden begint, en daarna in Santa Maria. “Dit was een geweldige tijd. Het was een enorme parochie, de kerk was altijd bomvol.”

Pionieren in de tropen
Dan staat er opeens een bisschop uit Suriname op de stoep die hem vraagt of hij wil helpen een opleiding voor godsdienstleraren en diakens op te zetten. Natuurlijk. “Ik ben een beetje een pionier, ik hou van aanpakken, iets opbouwen. In Nederland is het gewoon diensten draaien. Maar ik hoef geen gespreid bedje. Bovendien zet ik graag mijn ervaring als accountant in om een kerk financieel gezond te maken.”

Vervolgens is hij zeven jaar lang pastoor in Antriol, op Bonaire, en nog eens vier jaar in Westpunt op Curaçao. Deze tweede keer op Curaçao kan hij zijn draai niet vinden. Het is coronatijd en hij heeft geen klik met de nogal individualistische parochie. Bovendien heeft hij een aantal nare ervaringen. “Ik had geld bij elkaar gesprokkeld om de kerk op te knappen. Al snel werden alle nieuwe ramen gestolen. Iedereen wist wie het gedaan had, maar niemand zei iets.”

Voor een bezoek aan de kerk trekt Baak toch even zijn nette bloes aan.

Tegenslagen op Curaçao
Even later heeft hij een aantal dakplaten verzameld voor een nieuw project bij de kerk. Op een zaterdagochtend komt een jongeman vragen of hij wat van die platen mag hebben. “Nu nog niet, maar als ik overhoud, kom ik bij je terug,” belooft Baak hem. Een paar uur later worden de platen gestolen. “Ik ging de jongen zoeken, maar hij was opeens van de aardbodem verdwenen. Totdat ik hem bij een snackbar zag. Daar heb ik hem aangesproken. De jongen sloeg me keihard in m’n gezicht. Een deel van m’n gezicht is nog steeds verdoofd.”

Met de hechtingen nog in z’n gezicht moet hij diezelfde week nog naar Nederland, om afscheid te nemen van een familielid dat op sterven ligt. “Dat was een hele zware tijd. En als je ouder wordt kun je dingen minder goed incasseren. Toen was ik wel klaar met Curaçao.”

Nieuwe start in Rincon
Aan zijn tijd op Bonaire heeft hij goede herinneringen en hij gaat aan de slag in Rincon, een hechte gemeenschap waar niet iedereen zomaar geaccepteerd wordt. “Rincon is echt nog een dorp, een beetje gesloten. De mensen hier zijn geen Bonairianen, maar Rinconero’s. Je hebt hier een bepaalde cultuur met eigen tradities en je moet niet te veel willen binnendringen. Je moet met ze meelopen. Dat geldt ook voor het geloof: je moet het niet opdringen, maar aanreiken.”


Baak: “Ik ben er niet om de kerk te vullen. Ik ben er om de hemel te vullen.”

De parochie van Rincon heeft een moeilijke periode achter de rug. Een eerdere pastoor bleef veel te lang hangen en vervolgens was de parochie een tijd vacant. De kerk liep langzaamaan leeg. “Laatst zei een vrouw tegen mij: ‘Pastoor, u trekt ontzettend veel mensen!’” vertelt Baak. Blijkbaar zaten er vorig jaar nog maar zo’n vijftien mensen in de kerk. Nu zijn dat er zeker tachtig. “Maar,” zegt Baak, “ik ben er niet om de kerk te vullen. Ik ben er om de hemel te vullen.”

Vol plannen en ideeën
Het mooist aan het werk vindt hij het om de mensen met een boodschap naar huis te sturen. “Ik geef het evangelie handen en voeten.” Als ik vraag wat hij moeilijk vindt, heeft hij geen idee. “Ik ben een mensenmens maar kan goed alleen zijn, ik luister graag thuis naar Franse chansons.” Wat Baak betreft, blijft hij dit werk nog wel even doen. Hij zit nog vol met plannen en ideeën. “Ik werd voor minimaal zes jaar benoemd. Toen zei Ik: maak er maar acht jaar van, dan ben ik vijfenzeventig.”

Na afloop vraag of ik nog wat foto’s van hem kan maken. “O, nu heb ik geen nette bloes aan! Nou ja, ik ben wie ik ben. Ik hoef niet zo nodig gezien te worden als meneer de pastoor.” Wanneer we naar de kerk lopen, trekt hij toch snel even een bloes aan. Hij vertelt enthousiast over het nieuwe lakwerk aan de deuren van de kerk, zijn plannen voor een kaarsenrek, en hoe vol het plein gisteravond was. “Ik weet niet wat ik meemaak met alle festiviteiten rondom Dia di Rincon, en de grootste drukte moet nog komen!”