Kennis en onderzoek als wapen tegen onrecht en onwetendheid

Foto: Museo Tula

In een serie interviews zet Caribisch Netwerk de spotlight op mensen die op Curaçao strijden voor een bijzondere zaak. Ze willen iets bereiken en laten zich door niets en niemand van de wijs brengen. Wat drijft deze mensen? Deel 11 en de laatste aflevering in deze serie: Jeanne Henriquez en haar passie voor de geschiedenis van het eiland.

Jeanne Henriquez (78) kan niet tegen onrechtvaardigheid. Dan komt ze in actie. Dan zorgt ze dat die misbruikte vrouwen eindelijk een veilige plek hebben om te schuilen. Dan zoekt ze een manier om die middelbare scholieren toch iets te leren over de geschiedenis van hun eiland.Pas tijdens haar studie aan de Universiteit van Utrecht komt ze er zelf achter hoe bar weinig ze weet van de Curaçaose geschiedenis.

Jeanne studeert sociaaleconomische geschiedenis, maar dat gaat vooral over Europa. Voor haar afstudeerscriptie verdiept ze zich in de jaren die voorafgaan aan de afschaffing van de slavernij op Curaçao, de periode van 1850 tot 1863.

“Ik hield van lezen, als klein meisje al. Ik las ook geschiedenisboeken en mijn vader vertelde over de ontwikkeling van Curaçao. Ik dacht dat ik heel veel wist over de historie van het eiland. Dus niet. Ik besefte direct dat er meer onderzoek nodig was.”


Foto’s Museo Tula

Jeanne wil als geschiedenislerares op een middelbare school op het eiland haar leerlingen onderwijzen over hun eigen geschiedenis. Want hoe kun je anders begrijpen wat er vandaag de dag gebeurt? Dat is moelijker dan gedacht. Iedere docent is gebonden aan een curriculum en er is weinig ruimte om daarvan af te wijken. Maar het lukt haar toch, samen met haar collega’s. Natuurlijk.

“Ik liet de leerlingen bijvoorbeeld krantenberichten analyseren. Wat zit er aan geschiedenis achter zo’n bericht? Dat leverde vaak discussies en debatten op. Ik had daar veel plezier in, in die manier van les geven.”

Kennis delen
De kunst van het debatteren en discussiëren ziet ze al als meisje van zeven, acht jaar. Haar vader neemt haar mee naar de kapper, de ‘barbero shop’. Daar luister ze naar de gesprekken over de politiek op het eiland. Dat gaat er soms fel aan toe. Jeanne heeft ook al snel een eigen mening over van alles en nog wat. En een groot gevoel voor rechtvaardigheid.

“Bij mij gaat alles altijd met veel drama. Op de lagere school nam ik een keer een meisje mee naar huis. Ze had een slecht rapport en was bang dat ze een pak slaag kreeg. Ze huilde. Ik nam haar mee en dacht ‘die kan dan mooi bij ons komen wonen’.”

Iets activistisch zit er ook altijd wel in. Als student raakt ze geïnteresseerd in de filosofie van het communisme. Dit zijn de jaren zeventig van de vorige eeuw. De jaren van studentenacties en protesten. Jeanne stort zich er helemaal in. Ze helpt mee bij het kraken van huizen, ze voert actie tegen apartheid en demonstreert tegen de oorlog in Vietnam.

Maar de studie gaat altijd voor. Ze beseft maar al te goed dat dit een hele investering is voor haar ouders en die wil ze niet verkwanselen. En die kennis wil ze delen. Met een groepje Curaçaoënaars richt ze een stichting op voor Antillianen: Kibra Hacha. Jeanne is ook lid van een politieke organisatie voor de dekolonisatie en onafhankelijkheid van Curaçao. Ze geven in het hele land trainingen, geschiedenislessen en lezingen over de situatie op het eiland en in de wereld.

“We wilden een andere wereld. Daarvoor voerden we actie. Daarvoor gingen we demonsteren. Ik vecht daar nog steeds voor. Maar de maner waarop, de strategie, is veranderd. Alles wat ik toen heb geleerd maakt onderdeel uit van de vrouw die ik ben geworden. Het heeft me
geholpen te groeien.”

Voor jezelf opkomen
Van haar ouders leert ze voor zichzelf op te komen, zichzelf te verdedigen. De kleine Jeanne houdt van dansen, ze doet niet anders. Het is eigenlijk te duur, maar toch mag ze op ballet. Dus doet ze haar best. Ze danst, en goed ook. Maar dan komt die klap. Ze zit inmiddels op de middelbare school en mag niet mee naar Suriname met de balletgroep. ‘Dat kroontje past niet op jouw type haar’, zegt de
balletlerares.

Jeanne komt huilend thuis. ‘Waarom huil je?’, vraagt haar vader. ‘Zo heb ik je toch niet grootgebracht!’ Hij gaat met haar mee, terug naar de balletschool. Jeanne moet het zelf zeggen: dat ze die opmerking niet leuk vindt en stopt met de lessen. “Dat was dus wel het einde van de balletlessen. Ik ben altijd blijven dansen hoor. Daar heb ik niemand bij nodig. Ik dans in m’n eentje, gewoon thuis.”

Zulke momenten van racisme maakt ze vaker mee. Bijvoorbeeld als haar Nederlandse vriendje naar Nederland wordt gestuurd. Zijn vader wil niet dat zijn witte zoon een relatie heeft met een zwart meisje. Alleen, dat zwarte meisje wil ook in Nederland studeren. Jeanne twijfelt eerst nog, maar gaat toch. Ze zal er tien jaar blijven.

‘Black feminist’
Terug op Curaçao helpt Jeanne als vrijwilliger bij Ayudo Sosial. De stichting is verzamelpunt van tweedehands kleding en spullen. Jeanne verzorgt workshops en komt in contact met vrouwen die weinig inkomsten hebben. Ze ziet hun creativiteit om toch te kunnen leven en voor de kinderen te zorgen. Ze wil die vrouwen helpen, maar op basis van kennis.

Ze schrijft zich in voor de studie ‘Women Studies’ en vertrekt met haar vijf jaar oude zoontje naar Washington. Jeanne leert hoe ze projecten voor vrouwen moet opzetten. Ze herkent zichzelf in een theorie over het feminisme en voelt zich een ‘black feminist’.

Ruim twee jaar later kan ze die kennis op Curaçao gebruiken bij de oprichting en ontwikkeling van vrouwenorganisaties en een ‘shelter’. “Ik ben een bewust ongehuwde moeder, een bom-moeder. Ik ben nog altijd erg gesteld op mijn onafhankelijkheid. Ik wil geen relatie die mij beperkt. Maar ik wilde wel een kind.”

Cultureel erfgoed in gevaar
De passie voor geschiedenis blijft, altijd. Ze groeit uit tot een specialist in het slavernijverleden. Ze gaat met vervroegd pensioen om tijd te hebben voor een promotieonderzoek en verdiept zich in het verhaal van de gevluchte slaven. Vrij snel volgt de opdracht voor een historisch onderzoek naar Landhuis Knip. Dat is in 2006.

Bijna twintig jaar later is Jeanne Henriquez directeur van de stichting die Museo Tula in Landhuis Knip beheert en museum Kas di pal’i maishi. Dat doet ze vrijwillig, helemaal gratis. Dit gaat over de geschiedenis van de slavernij op Curaçao en over de traditionele ambachten. Dit is waar ze zich haar hele leven in heeft verdiept en sterk voor heeft gemaakt.

Toch is haar missie nog niet volbracht. Want nu is er de zorg over de lange termijn. Hoe gaan die twee musea zichzelf in de toekomst bedruipen? Dat vraagt om meer dan bewustwording. Rondom Landhuis Knip ligt een schat aan cultureel erfgoed te verpieteren.

“Die ‘sites of memory’ moeten worden onderhouden. Ze zijn van het volk. Dat is nodig als je het toerisme op het eiland wilt ontwikkelen. Daar moet je niet over praten, dat moet je gewoon doen!”

Zorgen voor wat je hebt
Jeanne en haar bestuursleden kijken wél vooruit. Zij willen samenwerken met organisaties en particulieren die de plannen en filosofie van de stichting steunen. Met projecten die voldoende inkomsten genereren kunnen de musea zelfvoorzienend draaien.

De stichting zoekt naar een duurzame oplossing. Naar projecten die banen voor de bevolking opleveren. Naar inkomsten die gebruikt worden om wat er is te onderhouden. Dan kunnen traditionele ambachten blijven bestaan. Dat is pas duurzaam: recyclen wat je hebt en niets weggooien van die kennis en cultuur.

Dat is waar Jeanne nu nog voor vecht. Die visie draagt ze uit, onvermoeibaar, steeds weer. Dan kan een volgende generatie straks verder op de weg die is ingeslagen. “Niets stopt mij. Ik geef nooit op en blijf het proberen. Zo ben ik opgevoed door mijn ouders. Dat is er ingehamerd. Ik zoek altijd een oplossing.”