WILLEMSTAD – Dit jaar viert Curaçao 50 jaar carnaval. Hier pakt het eiland groots voor uit. Maar het feest bestaat op het eiland eigenlijk al veel langer. Al zeker 60 jaar wordt ‘Karnaval’ in de straten van Curaçao gevierd.
Tekst gaat verder onder de video
Door Kim Hendriksen
Toen de Shell zich op Curaçao vestigde, kwamen er mensen uit allerlei landen naar het eiland om er te werken. Deze richtten hun clubs op om in hun vrije tijd te dansen en drinken. “Mensen droegen toen nog maskers tijdens het uitgaan”, vertelt de 88-jarige Benjamin ‘Shon Bènchi’ Wefer.
Het volk wilde de feesten uit de clubs naar de straat halen. Maar dit was in die tijd verboden. Na veel aandringen werd er een plek aangewezen op het Wilhelminaplein. Er ontstonden feesten waarbij mensen in een kring met een band op muziek dansten met maskers op. “Je wist niet of je met de vijand danste of met een mooi meisje”, vertelt Bènchi.
Toen de dijken in Nederland braken in 1953 tijdens de Watersnoodramp, werden de feesten in ‘de West’ stilgelegd uit respect. “Ik reisde in die tijd veel naar landen in de regio. Ik zag het mooie carnaval in Brazilië en Trinidad en ik wist dat ik dit feest ook naar mijn eiland wilde halen.”
In 1961 besloot Bènchi een brief te schrijven naar de gezaghebber van Curaçao voor een vergunning om het feest op straat te vieren. “Een man zag mij schrijven en vroeg me wat ik deed.”
Deze man was Elias Bronswinkel die samen met Bènchi de drijvende kracht achter de organisatie zou worden. Hij is degene die toen tegen Bènchi zei om het straatfeest professioneler aan te pakken en een comité op te richten. En zou zorgen dat de handgeschreven brief getypt werd.
De mannen richtten vervolgens het Centraal Comité Carnaval Curaçao op. De grote bedrijven van het eiland zoals Shell en Amstel kregen al gauw lucht van het evenement en besloten mee te doen met grote praalwagens.
Op de geplande dag verzamelde een grote groep mensen zich bij het Rifgebied met de grote wagens en steelbands. Bènchi regelt naar eigen zeggen dat de stoet over de Pontjesbrug kon waarna ze zich verplaatsten naar waar nu het hotel Sunscape staat. Achter de wagens liepen de mensen met mooie kleren vergezeld door de lokale tumba-muziek gespeeld door steelbands.
13 jaar lang organiseert Bènchi deze carnavalsoptochten maar in de loop der jaren verloren deze populariteit. Na tien jaar dreigde het carnaval voor het eerst niet door te kunnen gaan. “Na de grote opstand van 30 mei 1969 verhuisden veel mensen naar andere landen in de regio omdat daar meer werk was”, legt Bènchi uit.
Om toch genoeg bands te vinden die in de optocht mee konden doen, besluit Bènchi in 1971 een wedstrijd te organiseren waarbij mensen zich kunnen inschrijven met een zelfgeschreven (tumba-)lied. De winnaar mocht zich ‘Rei(na) di Tumba’ (koning of koningin van de tumba) noemen en werd tijdens een festival gekroond. Dit is het begin van het Tumba-festival wat nu onlosmakelijk met carnaval verbonden is en het begin van het feest zoals Curaçao nu viert, dit jaar dus 50 jaar.
Drie keer tumba-koning
Farley Lourens is, als enige, drie keer op rij Rei die Tumba geworden. Overal op het eiland wordt hij herkend. Lourens wilde op zijn hoogtepunt eigenlijk stoppen, maar blijf nog geregeld nummers schrijven voor het festival.
“Karnaval is meer dan een parade, het verbindt de bevolking van Curaçao. De mensen leven hier het hele jaar naar toe. Het maakt niet uit of je rijk bent, arm, dik of dun, iedereen viert feest met elkaar en iedereen deelt met elkaar. Dat is Karnaval, een feest voor iedereen.”