DEN HAAG – Wat vrijdag in de Rijksministerraad is gebeurd om premier William Marlin van Sint-Maarten af te zetten, “is op z’n minst tegen de grenzen aan van wat juridisch toelaatbaar is in onze democratie”, vindt professor Gerhard Hoogers, verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Onder grote druk van Nederland besloot demissionair premier Marlin direct na het besluit in Den Haag zelf te vertrekken.
Het parlement had niet één, maar twee keer het vertrouwen in hem opgezegd, zodat hij onmiddellijk plaats maakt voor een bestuurder die wél akkoord gaat met de Nederlandse voorwaarden voor een hulpfonds van 550 miljoen voor de inwoners.
Nederland beschuldigt premier Marlin ervan zich niet aan zijn eed en aan de staatsregeling van Sint-Maarten te hebben gehouden, door niet te vertrekken.
Is die conclusie terecht?
“Daarmee zeg je eigenlijk dat Marlin een ambtsmisdrijf heeft gepleegd en dat is klinkklare onzin”, stelt staatsrechtgeleerde Gerhard Hoogers – die de ontwikkelingen tussen Den Haag en de eilanden op de voet volgt.
“Nadat het parlement premier Marlin en vier andere ministers door een motie van wantrouwen op 2 november heeft weggestuurd, hebben hij en zijn collega-ministers netjes hun ontslag aangeboden.”
“Het is de gouverneur die bepaalt wat vervolgens te doen met het ontslag. In dit geval mocht Marlin nog even waarnemen totdat er een tijdelijke regering is gevormd die hem kan vervangen.”
Het parlement wilde Marlin écht weg hebben, zodat zijn opvolger wél tekent voor de wederopbouw. Hij kreeg daarom een tweede motie van wantrouwen.
“In de regel is het: door een motie van wantrouwen wordt je demissionair. Je maakt plaats wanneer de koning, en op de eilanden dus zijn vertegenwoordiger, dat besluit. Bovendien, deze gouverneur was en is ook bezig met het vormen van een interim-kabinet die Marlin moet opvolgen.”
Waarom luistert de gouverneur dan niet naar de wil van het parlement?
“Het parlement kan de gouverneur geen opdrachten geven via moties. Wat je ook van Marlin vindt, hij heeft staatsrechtelijk juist gehandeld door, na het aannemen van de eerste motie van wantrouwen, zijn ontslag aan de gouverneur aan te bieden. En je kunt dat vervolgens natuurlijk niet nog een keer doen. Ook al neemt het parlement opnieuw een motie van wantrouwen tegen je aan”, aldus Hoogers.
“Het is dan ook staatsrechtelijk erg vreemd wat staatssecretaris Knops zegt over de plicht tot aftreden na een dergelijke motie. Aan die plicht heeft Marlin zoals gezegd voldaan, en al op 2 november, door zijn ontslag in te dienen.”
Toch heeft Marlin daar wel gehoor aan gegeven door nu een Landsbesluit voor zijn eigen directe ontslag.
“Er is nieuw staatsrecht geschreven. Dat je als minister dus meteen weg moet als er een tweede motie van wantrouwen achteraankomt.
“Een motie van wantrouwen die gevolgd wordt door een tweede motie van wantrouwen tegen dezelfde minister is in Nederland in ieder geval nog nooit voorgekomen en is ook voor Sint-Maarten geheel nieuw. Voor een dergelijke situatie hebben we helemaal geen regels – dus dat Marlin die regels geschonden zou hebben, is klinkklare onzin.”
“Theoretisch betekent het dat als alle ministers op deze manier weggestuurd worden, dat je geen enkel bestuur meer hebt in het land.”
Uiteindelijk hebben de vertegenwoordigers van het volk, het parlement, hun wil gekregen. De democratie heeft gewonnen?
“Natuurlijk is het zo dat op Sint-Maarten heel veel dingen scheef gaan. Misschien kun je zeggen dat de democratie nu zegeviert, gezien de crisis waarin de inwoners nu zitten.”
“Maar juridisch gezien, lijkt me niet zo deugdelijk als – zoals het heet – dit geldend recht wordt. Dat als een parlement door middel van een motie willekeurig welk besluit treft, dat andere staatsorganen direct en zonder voorbehoud bindt.”