WILLEMSTAD – Op 10 mei 1795, drie maanden voordat Tula zijn opstand begon op Curaçao, was er een een gevluchte slaaf uit Curaçao die in de bergen van Coro, Venezuela, een opstand begon: José Caridad Gonzalez.
“De bevrijdingsbeweging werd geleid door de ‘sambo’ José Leonardo Chirino”, zegt Ieteke Witteveen. Zij is antropoloog en doet onderzoek naar de verschillende diaspora vanuit Curaçao naar het vaste land van Venezuela.
Luister naar een reportage van Dick Drayer in Coro, Venezuela
De Venezolaanse vrijheidsstrijders waren, in tegenstelling tot hun lotgenoten in Curaçao onder leiding van Tula drie maanden later, slechts gewapend met stokken en machetes. “De opstand werd binnen een dag neergeslagen; de gewonde en gevangengenomen vrijheidsstrijders werden ter plekke zonder vorm van proces onthoofd, onder wie als eerste José Caridad Gonzalez”, zegt Witteveen.
Bastian Carpata
“Uit Nederlandse documenten over de slavenopstand van 1795 op Curaçao weten we dat een van de voornaamste leiders van de Curaçaose slavenopstand, Bastian Carpata, samen met negen andere slaven, gevangen heeft gezeten in Coro en gedeporteerd werd naar Curaçao.”
Waarschijnlijk gebeurde dit vlak voor de opstand van 17 augustus 1795 op Curaçao, want een slaaf met de naam Jean Forcade werd tot gevangenisstraf veroordeeld, omdat hij het naliet de Nederlandse autoriteiten te informeren dat hij Bastian Carpata had gezien in Venezuela.
Diaspora
“Er zijn drie diaspora’s geweest in de geschiedenis van Curaçao en Venezuela”, zegt Witteveen. “De eerste was de Indiaanse, na de komst van de Spanjaarden en daarna de Nederlanders in de 15e eeuw. De tweede diaspora was die van de Curaçaose slaven vrijwel direct daarna en in de eeuwen daaropvolgend. De derde was die van Sefardistische Joden, begin 19e eeuw vanuit Curaçao naar Venezuela.”
De gevluchte slaven in Coro stonden bekend om hun dans ‘al son del tambú’, of ‘loango tambú’ met gezang van verre landen in hun eigen jargon’. “Deze muzikale erfenis is nog steeds aanwezig in La Guinea en de aangrenzende wijk Curazaito, beiden in het zuiden van Coro”, zegt Witteveen.
Tambú
In Curazaito, van latere datum dan La Guinea, ontwikkelde zich eind 19e eeuw, begin 20e eeuw een tambú die nu de Tambor Coriano genoemd wordt. Dit levende erfgoed wordt actief uitgedragen door de legendarische, inmiddels overleden Olga Camacho. Witteveen: “La Guinea wordt beschouwd als de eerste barrio, woonwijk, van Coro. De bewoners sympathiseerden er met de vrijheidsidealen uit Haïti, die hen via Curaçao bereikten.”
Haïti
Curaçao gold eind 18e eeuw als een centrum van revolutionaire samenzwering. “Dat was niet verwonderlijk omdat er al lang een intensieve, commerciële relatie tussen Curaçao en Haïti bestond”, aldus Witteveen.
“Zo verkocht Haïti koffie aan Curaçao, terwijl Curaçaose schepen de havens van Haïti aandeden met stoffen en andere manufacturen. Dit komen en gaan van mensen tussen de twee landen vergemakkelijkte de verspreiding van revolutionaire ideeën.”
“Bovendien waren er veel Haïtiaanse vluchtelingen op het eiland Curaçao en ook werden er slaven uit Haïti verkocht aan de plantages op dit eiland. Dat verklaart wellicht dat er Frans sprekende slaven deelnamen aan de Curaçaose slavenopstand van 1795.”
Tambor
“De diaspora van slaven naar Venezuela is tot vandaag herleidbaar door de verspreiding van de Tambú in de verschillende staten van het land”, zegt Witteveen. “De Corianse Tambor bevat zelfs eentje in het Papiaments. Luister maar eens in La Guinea en Curazaito.”
Door Dick Drayer