Weinig aandacht voor Koninkrijk in Den Haag
Minister Plasterk in debat met Bosman, Segers en Van Laar - foto: Jamila Baaziz

Minister Plasterk in debat met André Bosman, Gert-Jan Segers en Roelof Van Laar – foto: Jamila Baaziz

DEN HAAG – Het Koninkrijk krijgt weinig aandacht in de media, maar ook in politiek Den Haag. Daar komt bij dat de bestuurlijke verhoudingen ingewikkeld zijn. Dat valt op te maken uit een rondvraag bij de Kamerleden die belast zijn met Koninkrijksrelaties.

Roelof van Laar (PvdA): “Het is bij de Europees-Nederlandse pers wel moeilijk om aandacht te krijgen, die zijn meer geïnteresseerd in ruzie en conflict en minder inhoudelijk betrokken.”

Gert-Jan Segers (ChristenUnie): “Voor veel mensen hier is het een ver-van-mijn-bed-show, maar daar is het heel belangrijk. Als je meedoet aan een debat wordt dat snel opgepikt, bijvoorbeeld. Eigenlijk doe je het meer voor hen qua aandacht. Per inwoner gaat er relatief juist veel aandacht naar de eilanden. Terecht, want we moeten een historische band onderhouden.”

Wassila Hachchi (D66): “Na 10-10-’10 is er overigens iets meer bewustzijn ten aanzien van het Koninkrijk gekomen in Europees Nederland, maar het blijft ondermaats.” Via het onderwijs kunnen we dit bewustzijn bevorderen, vindt ze.

Kennis nihil
Volgens Ronald van Raak (SP) is de kennis over het Koninkrijk in de Eerste en Tweede Kamer vrijwel nihil. “De tijd en moeite wordt dus niet snel beloond met veel aandacht uit de media en de Kamer. Zelfs als een onderwerp verband houdt met Nederland hebben mensen vaak geen idee bij onze verbondenheid met de eilanden.”

Hachchi vindt dat Nederlandse politici ‘zich blindstaren op onderlinge ruzies en selectief verontwaardigd zijn over financiën en bestuurlijke integriteit – wat overigens belangrijke onderwerpen zijn’. “Maar ik heb ze ook weleens met de Isla-raffinaderij geconfronteerd, dan meten we in het Nederlands deel van het Koninkrijk met twee maten.”

Ook Segers is bezorgd: “Als je vanaf 10-10-’10 kijkt naar het voorzieningenniveau, de wegen op Bonaire, de huizen… dan accepteren we blijkbaar dat het niveau van voorzieningen daar lager is dan hier. Dat is onacceptabel.”

Minister Plasterk in gesprek met Ronald van Raak (SP) - foto: Jamila Baaziz

Minister Plasterk in gesprek met Ronald van Raak (SP) – foto: Jamila Baaziz

Complex
Bij de eilanden zijn steeds andere personen en ministeries betrokken. Van Raak: “We hebben nu de idiote situatie dat de BES-eilanden geregeerd worden door tien Haagse ministeries. Nu neemt de commissie Koninkrijksrelaties bij steeds meer onderwerpen het voortouw, want kennis van de eilanden is vaak waardevoller dan specifieke vakkennis.”

Partijen worstelen echter met de vraag of vakkennis of kennis van de eilanden moet prevaleren. VVD’er André Bosman voert donderdag bijvoorbeeld het woord bij een debat over het Bonairiaans onderwijs, D66 laat het over aan woordvoerder onderwijs Paul van Meenen.

Hachchi: “Hij heeft vakkennis waardoor hij meteen oplossingen kan aandragen en bovendien heeft Paul een warm hart voor de eilanden. Dat mogen meer Kamerleden krijgen.”

Meerjarenplannen
Van Laar: “Wij werken anders dan andere partijen, met één coördinerend woordvoerder koninkrijksrelaties, die dan weer de woordvoerders op specifieke beleidsterreinen betrekt. Ik zou hopen dat het kabinet ook zo zou werken, maar daar zijn de vakministers leidend. Maar de eilanden zijn te klein om door dertien ministers bestuurd te worden. Om gecoördineerd te werken worden nu meerjarenplannen opgesteld. Er is teveel langs elkaar heen gewerkt.”

Segers geeft toe dat de BES-eilanden effectiever bestuurd kunnen worden. “Maar het is de vraag of dat ook democratischer zou zijn. Dat is voor mij niet het hoogste criterium, gelijkwaardigheid en gelijke behandeling zijn voor mij belangrijker. Die staat nu veel meer onder druk.”

André Bosman: “De BES-eilanden zijn lastig voor woordvoerders, die vallen onder meerdere ministeries. Als ze moeten praten over een eiland van 3000 man met bedragen die op de begroting niet eens voorkomen, dan kloppen ze aan bij koninkrijksrelaties.”

Door Pieter Hofmann