Onze traditionele Creoolse keuken, de ‘kuminda krioyo’, wordt vaak gezien als een bewijs van de veerkracht van tot slaaf gemaakten op de eilanden. Maar volgens cultuuronderzoeker Bob Harms gold datzelfde voor de taal. “Spreekwoorden dienden als een stille, maar krachtige vorm van verzet en culturele overdracht,” zegt hij. “Ze zijn echo’s van het verleden, op ingenieuze wijze doorgegeven van generatie op generatie.”
Net zoals veel mensen ‘kala’ zien als gewoon een lokale snack, zonder de Afrikaanse geschiedenis erachter te kennen, lijken sommige uitdrukkingen op het eerste gezicht onschuldig. Maar wie beter kijkt, ontdekt diepe lagen van betekenis en herinnering. “Onze taal is ons collectief geheugen,” zegt Harms.
Spreekwoorden als cultureel archief
Spreekwoorden fungeerden als een cultureel archief waarin de ervaringen en lessen van tot slaaf gemaakten werden bewaard. Het gezegde ‘Puña pa luango, bakoba pa makaku’ (“Een snauw voor de slaaf, een banaan voor de aap”) laat zien hoe sterk het hiërarchische denken was in de koloniale samenleving, en benadrukt de ontmenselijking van de tot slaaf gemaakte. Een andere uitdrukking, ‘Katibu no por hecha banana’ (“Een slaaf kan geen bananen rijp maken”), is een metafoor voor het idee dat iemand in onderdrukking geen natuurlijke groei of voltooiing kan afdwingen.
Mentale veerkracht en machtsdynamiek
Sommige spreekwoorden laten zien hoe mensen onder slavernij moeilijke afwegingen maakten. ‘Mihó un sklabitut trankil, ku un libertat peligroso’ (“Liever een rustige slavernij dan een gevaarlijke vrijheid”) klinkt vandaag wrang, maar had in die tijd een praktische lading. Het kon een waarschuwing zijn binnen de gemeenschap: openlijk verzet bracht het risico van brute represailles met zich mee, niet alleen voor het individu, maar ook voor anderen. Volgens Harms weerspiegelt dit spreekwoord hoe mensen probeerden te overleven in een context van constante dreiging. “Het was niet altijd zwart-wit. Soms was het veiliger om je aan te passen, om de gemeenschap te beschermen tegen nog grotere gevaren.”
Cultuuronderzoeker Bob Harms. Foto Archief Bob Harms
Interne hiërarchie en onderhandeling
Ook binnen de tot slaaf gemaakte gemeenschap bestonden hiërarchieën. Het gezegde ‘Esun ku bo wela luangu a siña’bo awe, di mi krioyo a siña’mi ayera kaba’ (“Wat jouw Afrikaanse – Congolese grootmoeder je vandaag heeft geleerd, heeft mijn Creoolse grootmoeder mij gisteren al geleerd”) wijst op gedeelde kennis tussen Afrikaanse en Creoolse generaties, maar ook op een zekere trots of rivaliteit.
Een ander voorbeeld is Gene di: kani mi pa mi kani bo (“De authentieke Gene-slaaf zegt: geef mij, dan geef ik jou”). In de slavernijperiode sprak men niet over “Afrika” als geheel, maar verwees men naar Gene als het land van herkomst. Daarmee werden tot slaaf gemaakten bedoeld die door Nederlanders vooral vanaf de kust van Guinee werden aangevoerd, in het Papiamentu aangeduid als Gene. Zij stonden bekend om hun handelsvaardigheden, en het spreekwoord weerspiegelt hoe het principe van wederkerigheid en onderhandeling zelfs binnen de structuren van onderdrukking een rol speelde.
Erkennen en doorgeven
Net zoals oude gerechten inmiddels vaak luxeproducten zijn geworden, dreigt ook de historische betekenis van veel spreekwoorden te verdwijnen. Velen gebruiken deze uitdrukkingen zonder te weten waar ze vandaan komen. “Het is belangrijk om deze spreekwoorden te erkennen en te herkennen,” zegt Harms. “Erkennen waar ze vandaan komen en herkennen wat ze betekenen. Door ze te blijven gebruiken én hun herkomst uit te leggen, houden we ons collectief geheugen levend. Deze spreekwoorden zijn geen folklore, ze zijn onze geschiedenis, verpakt in taal.”