Mundo Nobo: wonen in een wijk vol straatnamen van onderdrukkers

Foto: Kim Hendriksen

Sherine Llewellyn (62) woont al bijna haar hele leven in de wijk Mundo Nobo op Curacao. Pas onlangs, tijdens een lezing van community manager Jefka Alberto op haar werk bij de politie, ontdekte ze dat de straten in haar buurt vernoemd zijn naar directeuren van de West Indische Compagnie (WIC). “Ik schrok ervan,” zegt ze. “Ik was altijd trots op mijn straat, maar ineens voelde dat anders.”

Llewellyn woont in de Johan de Laetstraat. Na de lezing ging ze thuis verder zoeken en ontdekte dat Johan de Laet één van de oprichters was van de WIC. “En de straat vóór de mijne heet zelfs W.I. Compagniestraat. Overal in de wijk zie je namen van mensen uit die tijd.”


Foto’s Kim Hendriksen

Volgens Alberto is dat geen toeval. Zij geeft culturele oriëntatieprogramma’s aan nieuwe medewerkers van de Recherche Samenwerkingsteam (RST) en gebruikt de straatnamen van Mundo Nobo als voorbeeld. “Het gaat vaak om directeuren van de WIC. Dat waren mensen die betrokken waren bij slavernij en de uitbuiting van de eilanden. In feite verheerlijk je zo de onderdrukkers.”

‘Ik had geen idee’
Voor Llewellyn kwam de ontdekking hard aan. “Op school hebben we dit nooit geleerd. Ik kan me geen lessen herinneren over de West Indische Compagnie. Tijdens die lezing ging er een lampje branden. Ik dacht: hoe kan het dat ik dit nu pas hoor?” Dat ziet Alberto vaker. “Deze informatie wordt niet actief gedeeld. En áls er vroeger iets over werd verteld, dan vaak in positieve zin: dit waren bestuurders, mannen van betekenis. Niet dat zij mensen tot slaaf maakten en lieten werken. Het echte verhaal werd verzwegen.”

Ondenkbaar in Nederland
Alberto maakt een vergelijking: “Stel je voor, dat er in een Nederlandse stad een wijk zou zijn met straten vernoemd naar nazi-officieren. Dat is volstrekt ondenkbaar. Toch is dat precies wat hier in Mundo Nobo aan de hand is: een hele wijk die de namen draagt van mensen die Curaçao hebben onderdrukt.”

Voor Llewellyn voelt dat wrang. “Ik was trots op mijn wijk. Maar nu weet ik dat mijn straatnaam verbonden is aan iemand die de slavernij in stand hield. Dat maakt iets kapot.”

Bewustwording belangrijker dan veranderen
Wat moet er gebeuren met de straatnamen? Voor Llewellyn is dat geen eenvoudige vraag. “Eigenlijk hadden ze deze namen nooit moeten geven,” zegt ze. “Maar nu, na zoveel jaren, vind ik verandering lastig. Het zijn heel veel straten en we zijn eraan gewend. Als de namen ooit aangepast worden, prima, maar voor mij is het belangrijker dat mensen weten waar die namen vandaan komen.”

Dat de discussie over namen breder speelt, blijkt ook uit eerdere oproepen vanuit de samenleving. Zo pleitte activist Marlon Regales twee jaar geleden op Caribisch Netwerk voor een niet-koloniale naam voor Willemstad. Volgens hem is een naamsverandering al lang ‘overdue’ en moeten Curaçao en haar inwoners nadenken over symbolen, straatnamen en objecten die nog uit de koloniale tijd stammen.

Net als bij de wijk Mundo Nobo gaat het daarbij niet alleen om een praktische verandering, maar vooral om de vraag: wie of wat willen we als samenleving eren in ons straatbeeld? Ook Alberto vindt dat gesprek belangrijker dan het directe schrappen van namen. “De vraag is niet alleen: houden we deze namen of niet? De vraag is ook: waarom hebben we ooit gekozen om onze onderdrukkers te eren, en wie willen we als samenleving wél eren? Pas als we dat gesprek voeren, kunnen we beslissen of we onze eigen helden en verhalen meer ruimte geven in het straatbeeld.”

Volgens haar moet dat gesprek breed gevoerd worden, met bewoners, overheid en maatschappelijke organisaties samen. Het doel is niet per se om meteen alle namen te veranderen, maar om bewust te worden van wat die namen betekenen en vervolgens gezamenlijk te bepalen wie of wat wél een plek verdient in het straatbeeld van Curaçao.

Wie willen we eren in ons straatbeeld?
Tot nu toe is er in Mundo Nobo nauwelijks bewustwording over de straatnamen. “Ik heb er eigenlijk nog niet met mijn buren over gesproken,” zegt Llewellyn. “Misschien omdat niemand weet wie die mensen waren. Maar nu dit bij mij bekend is, denk ik: dit is iets waar we als buurt wél over moeten gaan praten, bijvoorbeeld als we weer samenkomen voor een buurtetentje.”

Ook Alberto vindt dat het gesprek niet mag blijven liggen. Zij benadrukt dat dit niet alleen een zaak van individuele bewoners is, maar van de gemeenschap als geheel: burgers, overheid en maatschappelijke organisaties samen. “Het gaat erom dat we bewust worden van het feit dat we onze onderdrukkers eren. Pas daarna kun je als samenleving bepalen wie of wat je wél in het straatbeeld wilt terugzien.”

Llewellyn kijkt nog eens naar het blauwe bordje met de naam van haar straat. “Ik heb hier altijd met trots gewoond. Maar nu ik weet wie Johan de Laet was, voelt het anders. Misschien is het tijd dat we onze eigen namen gaan kiezen, namen die echt bij ons horen.”