Amnesty International juicht ‘illegalen-uitspraak’ van Hof op Curaçao toe

Foto: Berber van Beek

Het Gemeenschappelijk Hof op Curaçao heeft vorige week geoordeeld dat er geen rechtsgrond is om mensen in detentie te houden om enkel en alleen het feit dat zij illegaal op Curaçao zijn aangekomen. Amnesty International, die al jaren strijd tegen de wijze waarop Curaçao illegale Venezolanen behandeld, is blij met de uitspraak.

De uitspraak is terug te voeren op 27 december 2023. Op die datum werd een boot met illegale Venezolanen bij Curaçao onderschept. Dit was voor de Curaçaose minister van Justitie, Shalten Hato (MFK), aanleiding om ze detentie te bevelen. Zoals gebruikelijk, bij alle ‘illegale Venezolanen’ die op een bootje worden aangehouden.

De Venezolanen beriepen zich in dit geval echter op artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, waarmee zij bescherming vroegen. Het Gerecht in Eerste Aanleg oordeelde dat hun detentie onrechtmatig was en dat zij onmiddellijk in vrijheid gesteld moesten worden. In hoger beroep heeft de rechter hetzelfde geoordeeld.

Verregaande consequenties
De zaak kan verregaande consquenties hebben. Curaçao heeft, net als Aruba, te maken met veel bootvluchtelingen uit Venezuela. Die worden sinds jaar en dag automatisch opgesloten en indien mogelijk teruggestuurd naar hun land van herkomst. Eerder maakte Amnesty International hier al bezwaar tegen. In dit geval is de mensenrechtenorganisatie Human Rights Defense Curaçao naar de rechtbank gestapt.

Amnesty International noemt de uitspraak ‘goed nieuws voor migranten die via de niet-reguliere weg op Curaçao arriveren, bijvoorbeeld omdat ze uit eigen land zijn gevlucht’. Jarenlang werden zij automatisch in vreemdelingendetentie geplaatst. Amnesty International publiceerde in 2018, 2021 en 2023 onderzoeken naar de situatie van gevluchte Venezolanen. Daarin hekelen ze de mensenrechtenschendingen die standaard zijn als mensen het land ‘niet op de reguliere manier’ proberen binnen te komen.

Positieve en hoopvolle stap
Amnesty International beschouwt de uitspraak van het Hof als een positieve en hoopvolle stap richting betere naleving van internationale mensenrechten in het kader van mensen die internationale bescherming zoeken op Curaçao. “Vrijheidsontneming mag alleen worden toegepast in uitzonderlijke situaties. Mensen die op de vlucht zijn en irregulier binnenkomen, mogen niet automatisch worden opgesloten. Deze uitspraak bevestigt dat en dwingt tot verandering van beleid en praktijk,” zegt Dagmar Oudshoorn, directeur van Amnesty International Nederland.


Delegatie van Amnesty International Nederland tijdens bezoek aan vreemdelingenbarakken op Curaçao in 2021. Foto Berber van Beek

De uitspraak onderstreept volgens haar het belang van het naleven van mensenrechtenverdragen waaraan ook Curaçao gebonden is, en stelt een duidelijke grens aan wat overheden wel en niet mogen doen bij migratiehandhaving. Het Hof maakt volgens Amnesty duidelijk dat vreemdelingendetentie geen standaardmaatregel mag zijn bij migratie, ook niet in gevallen van irreguliere binnenkomst. “Detentie moet altijd een uiterste maatregel zijn en mag alleen worden toegepast wanneer minder ingrijpende alternatieven onvoldoende zijn”, aldus Oudshoorn.

Humane alternatieven voor detentie
Amnesty International roept de Curaçaose overheid al lang op om vreemdelingendetentie slechts bij uitzondering toe te passen, als uiterste middel en uitsluitend als dit proportioneel is en een legitiem doel dient. De organisatie pleit er voor dat humane alternatieven voor detentie wettelijk worden verankerd. Daarnaast roept Amnesty de overheid van Curaçao op om deze recente uitspraak volledig na te leven, en toe te passen op alle mensen die asiel zoeken of irregulier het eiland binnenkomen, ongeacht hun nationaliteit.

Ook binnen het Koninkrijk der Nederlanden is deze uitspraak volgens Amnesty relevant. “Mensenrechtenbescherming is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle landen binnen het Koninkrijk.” Amnesty International hoopt hierover binnenkort met de Curaçaose autoriteiten in gesprek te gaan tijdens een volgend werkbezoek, aldus Oudshoorn.