COLUMN: Ketikoti en Tula

En zo was het weer 1 juli, Ketikoti, de dag van de emancipatie. De dag dat de tot slaafgemaakten in Suriname en in Caribisch Nederland werden vrijgelaten, ofwel ‘ge-emancipeerd’. Tijd om de zwarte button weer uit de kast te halen, met het jaartal ‘1873’ erop. Dat jaartal betekende dat, hoewel de slavernij officieel op 1 juli 1863 werd afgeschaft, de vrijgemaakten nog 10 jaar dwangarbeid moesten verrichten voor hun voormalige eigenaren.

Op het Franse deel van Sint Maarten waren de tot slaafgemaakten al sinds 1848 vrij. Daarom staken zoveel van de Nederlandse slaven de grens over naar het Franse deel, dat daar op 6 juni van lieverlee ook maar de slavernij werd afgeschaft.
En natuurlijk blijft het zuur dat de slavenbezitters met geld gecompenseerd werden voor het verlies van hun ‘bezit’, terwijl de tot slaafgemaakten geen cent kregen om een leven mee te kunnen opbouwen.
Een getal dat mij altijd heeft verbijsterd is dat Nederland tussen de 300.000 en 350.000 slaven naar Suriname heeft verscheept, (elders staat weer ‘zeker 213.000’ tussen 1668 en 1827) maar dat er zo enorm weinig mensen (naar schatting 34.000) waren bij de afschaffing van de slavernij. Het aantal gevluchte mensen, de marrons, die vrijheid kregen door de jungle in te vluchten, is onbekend. Je zou toch verwachten dat de tot slaafgemaakten zich gedurende 300 jaar hadden voortgeplant en vermenigvuldigd? Niet dus. Men stierf massaal en er werden bijna geen kinderen geboren. Het is heel onnederlands om niet beter voor je bezit te zorgen; kapitaalvernietiging! Maar ja, de Nederlandse eigenaren zaten ver weg, in Nederland, van hun rijkdom te genieten, in onder andere de Gouden Bocht (de grachtengordel in Amsterdam, gefinancierd met slavenhandel). Ze stelden een zaakwaarnemer aan, die natuurlijk nooit zoveel hart voor de zaak had als de eigenaar zelf. En bovendien was veel ‘kapitaal’onwillig, en bereid tot vechten, sterven en uitsterven, in de onmenselijke situatie.
Ook op Curaçao hadden we marrons, tot slaafgemaakten die met een bootje naar Coro, het vasteland van Venezuela trokken. Ik heb wel eens het getal van ca 1000 mensen gelezen.
Wat veel is op een vrijgemaakte bevolking van 12.000 in 1863. Iets anders om over na te denken is dat het grondbezit tijdens de slavernij in handen was van een kleine groep eigenaren. Het zou me niets verbazen als het nog altijd zo is dat het grootgrondbezit (voor zover je op zo’n klein eiland van ‘groot’ grondbezit kunt spreken) nog steeds in handen is van de afstammelingen van de voormalige slavenhouders. Voor zover het niet voor grof geld is verkocht aan buitenlandse hotelketens.
Vooral het feit dat de stranden steeds meer particulier buitenlands bezit worden, waar de lokale mens niet meer mag komen, doet echt pijn.
Maar terug naar Ketikoti, dat dit jaar helaas tijdens een hittegolf in Nederland, gevierd wordt Van oorsprong is Ketikoti een Surinaams feest, van uit slavernij bevrijdde Surinamers die hun dankbaarheid wilden betonen aan de lieve vadertje koning Willem 1, die zo goed was geweest hun vrij te laten. De man had enkel maar zijn handtekening gezet, maar ja, dankbaarheid zoekt nu eenmaal een uitlaatklep.
De Curaçaoënaars vieren hun feest op 17 augustus, Dia di Tula. De dag van onze nationale held en leider. Tula leidde een slavenopstand en betaalde daarvoor, op gruwelijke wijze, met zijn leven. Het is een dag van trots en bezinning.
Meermaals hoorde ik van Surinamers dat zij wilden dat zij niet Ketikoti vierden, de dag van dankbaarheid om verkregen emancipatie, maar in plaats daarvan ook een feest voor een nationale slavenheld hadden. Want ook zij hebben heldhaftige helden.
Een held is iemand waaraan je je kan optrekken. Iemand die jou inspireert om te strijden voor wat belangrijk is. Om moedig te zijn. Om te durven!
Dankbaarheid voor iets waar je gewoon recht op hebt, wat nooit van jou en je voorouders mocht worden afgepakt, voelt raar aan. En is zeker niet inspirerend.
Dus ik snap die Surinamers heel erg goed.