Naeem Juliana (28) vertrok op zijn zeventiende van Sint-Maarten naar Nederland om daar te gaan studeren. Inmiddels is hij arts en psychiater in opleiding. Op Caribisch Netwerk lees je zijn ervaringen als Antilliaanse young professional in Nederland. |
Voordat ik naar Nederland verhuisde was ik nog nooit neger genoemd door een blank persoon. Het woord viel weleens in gesprekken met Antilliaanse vrienden, die het woord gebruikte als accentuatie. Really Nigga? Dat werk. Zelf was en ben ik terughoudend met het gebruik van het woord.
Alleen binnen de context van bepaalde vriendschappen is het veilig. Tijdens mijn jeugd in de Sint-Maartense smeltkroes heb ik namelijk geleerd dat de lading sterk contextafhankelijk is. In sommige situaties werd ik gezien als blank, en zou gebruik van het woord uit den boze zijn.
‘In Nederland leerde ik ook dat neger betekent: gevaarlijk en ongewenst’
Bij aankomst in Nederland was mijn verbazing dus groot over het gemak waarmee blanke mensen dat woord in de mond namen. Een huisgenoot: “Naeem, jij bent onze huisneger, Haha.” Een andere huisgenoot: “Ik realiseerde me laatst dat ik niet eerder bevriend ben geweest met een neger, jij bent mijn eerste neger vriendje.” Een studiegenoot: “Negers hebben nou eenmaal meer atletisch vermogen, dat vind ik geen controversiële uitspraak.”
Bleef het maar bij deze onschuldig bedoelde uitspraken over mijn etniciteit. In Nederland leerde ik ook dat neger betekent: gevaarlijk en ongewenst. In de rij voor een discotheek bijvoorbeeld, waar ik alleen binnen kwam als er genoeg blanke studievrienden waren om mijn aanwezigheid te compenseren. Of op straat en in het openbaar vervoer, waar ik mezelf leerde zien door de ogen van de angstige blanke.
‘Terwijl ik naast haar stond was haar onbehagen voelbaar’
Daarom maakte ik, op een zondagavond op Utrecht Centraal, een assessment van de situatie aan het einde van het busplatform waar ik op af liep. Een blank meisje, in haar eentje. Helaas moest ik precies naar de plek lopen waar zij stond, want daar viel te lezen of ik bij de juiste halte was. Terwijl ik naast haar stond was haar onbehagen voelbaar, dus bleef ik er zo kort mogelijk en zocht ik een zitplekje op gepaste afstand.
Eenmaal in de bus nam mijn moeheid het over van mijn alertheid, ik droomde weg en miste bijna mijn halte. Gelukkig was er al door twee vrouwen op stop gedrukt. Ik stond op en wachtte met hen bij de deur. Als het had gekund was ik onopvallend voor hen gaan staan. Na het uitstappen had ik dan een stuk voor ze uit kunnen lopen waardoor het duidelijk zou zijn dat ik niets van plan was.
‘Ze wierpen om de beurt angstige blikken over hun schouders’
Maar helaas, ze stapten voor mij uit. Mijn eerste gedachte was om hen in te halen om zo alsnog voor ze uit te kunnen lopen. Maar ze liepen zo snel dat ik hiervoor bijna zou moeten rennen, dat zou natuurlijk averechts werken. Ik hield wat in zodat de afstand toe kon nemen. Toch wierpen ze om de beurt angstige blikken over hun schouders en hadden ze zichtbaar overleg over de situatie. Ik stak de weg over, misschien zou dat helpen.
Maar hun paniek nam alleen maar toe. Ze bleken naar hun auto te moeten, het laatste stuk liepen ze op een drafje. Ze stapten gehaast in en ik hoorde de auto vergrendelen. Opgelucht liep ik hun auto voorbij en pakte mijn fiets uit de stalling. Ik stapte op en voelde de koude wind op mijn wangen. Gelukkig weer eventjes alleen, verlost van de blik van de ander.