Antillianen voelen zich thuis in Nederland, maar blijven zich tegelijkertijd ook Antilliaan voelen. Zij geven Nederland het rapportcijfer 6,7, tweetiende meer dan autochtone Nederlanders. Antillianen hebben nauwe contacten met Nederlanders, maar ook met hun familie op de eilanden.
Het Sociaal Cultureel Planbureau heeft eind 2012 een onderzoeksrapport gepubliceerd met daarin uiteenlopende informatie over de sociaal-culturele positie van de vier grootste migrantengroepen in Nederland: Antillianen, Surinamers, Marokkanen en Turken. Hieronder een aantal van de resultaten over Antillianen in Nederland.
Band met (ei)land
Antillianen voelen zich thuis in Nederland, maar voelen zich ook nog steeds Antilliaan. Een derde van de Antillianen in Nederland (32 procent) voelt zich vooral Nederlander. 36 procent voelt zich meer Antilliaan, de rest voelt zich allebei evenveel. De Antilliaanse tweede generatie voelt zich maar zelden vooral Antilliaans. Zij zijn goed geïntegreerd en hebben een goede arbeidspositie. Toch voelen Antillianen in Nederland zich ook nog echt Antilliaan. Zij herkennen zich dus eigenlijk in twee groepen, ook wel dubbele identificatie genoemd.
Antillianen in Nederland geven Nederland als rapportcijfer een 6,7, iets hoger dan autochtone Nederlanders, die een 6,5 geven. Bijna driekwart (72 procent) van de Antillianen in Nederland voelt zich er ook echt thuis. Opvallend is dat oudere Antillianen (boven de 45) zich meer thuisvoelen in Nederland dan de jongeren (tot 45 jaar).
Ongeveer de helft van de Antillianen in Nederland heeft vaak of soms last van heimwee. De andere helft heeft juist helemaal geen heimwee. Ruim een derde (35 procent) wil ooit teruggaan naar het eigen eiland, de rest heeft geen terugkeerwens.
Contact met familie overzee is er veel. Meer dan de helft van de Antillianen in Nederland heeft ‘veel ’ contact, 37 procent ‘soms’ met familieleden. Bijna een tiende van de mensen (9 procent) bezit zelf een huis overzee.
Contact met Nederlanders
Antillianen in Nederland hebben veel contact met Nederlanders, ook in hun vriendenkring en vrije tijd, en staan positief tegen gemengde huwelijken. Antillianen hebben meer contact met autochtone Nederlanders dan de andere migrantengroepen. Slechts 15 procent heeft bijna geen contact met autochtone Nederlanders. 38 procent van de Antillianen in Nederland zegt zelfs meer contact te hebben met autochtone Nederlanders (39 procent) dan met de andere Antillianen (30 procent). De rest zegt met beide groepen evenveel contact te hebben.
Antillianen in Nederland hebben ook veel contact met andere migrantengroepen, zoals Surinamers, Marokkanen en Turken. Een derde geeft aan ‘vaak’ contact met andere groepen te hebben. Slechts een kwart heeft geen contact met andere groepen.
92 procent van de Antillianen in Nederland staat open voor een gemengd huwelijk als, slechts 2 procent ziet dit als iets vervelends. In vergelijking: 60 procent van de autochtone Nederlanders staat open voor een gemengd huwelijk, 20 procent heeft hier moeite mee. In 2010 was 40 procent van de Antillianen getrouwd met een autochtone partner.
Ethische kwesties
Bijna driekwart van de Antillianen in Nederland (72 procent) heeft geen moeite met euthanasie als iemand nog kort te leven heeft en pijn lijdt. Abortus is voor 61 procent acceptabel. De tweede generatie staat hier positiever over dan de eerste generatie. Homoseksualiteit wordt door 84 procent van de Antillianen in Nederland geaccepteerd. 58 procent vindt dat homostellen moeten kunnen trouwen. Toch zou een derde (32 procent) het moeilijk vinden als zijn kind homoseksueel zou zijn.
Discriminatie
Een kleine minderheid van de Antillianen in Nederland voelt zich wel eens gediscrimineerd. 30 procent zegt dit af en toe’ te ondervinden, 13 procent ‘vaak tot zeer vaak’. 57 procent zegt daar ‘(bijna) nooit’ last van te hebben. De eerste generatie Antillianen voelt zich meer gediscrimineerd dan de tweede generatie, die meer geïntegreerd is in Nederland. Hoogopgeleide Antillianen hebben het minst last van discriminatie, zo meldt het onderzoek.
Antillianen in Nederland denken overigens dat zij zelf minder last hebben van discriminatie dan allochtonen in het algemeen. Uit het onderzoek blijkt dat ze denken dat slechts 13 procent van de allochtonen (bijna) nooit last heeft van discriminatie. 50 procent denkt dat allochtonen af en toe gediscrimineerd worden en 36 procent vaak tot zeer vaak. Die percentages zijn vergelijkbaar met de mening van Surinamers. Marokkanen en Turken vinden dat er minder discriminatie is.
Voor alle groepen geldt dat er meer discriminatie is (voor alle allochtone groepen) gestegen ten opzichte van metingen in 2002 en 2006. Vooral in het openbaar (67 procent) ondervinden Antillianen last van discriminatie, gevolgd door de werkplek (37 procent) en bij het vinden van een baan (30 procent), zo blijkt uit het onderzoek.
Antilliaanse Nederlanders hebben de laatste jaren een slechtere naam gekregen. Volgens het onderzoek zijn hiervoor twee redenen: de komst van relatief veel kansarme Antillianen naar Nederland midden jaren negentig en de criminaliteitscijfers.
door: Jamila Baaziz