Curtis George - Foto: Belkis Osepa

Voogdijraad BES directeur, Curtis George – Foto: Belkis Osepa

KRALENDIJK – Ondanks de overwegend matige beoordeling van de Inspectie voor de Jeugdzorg over de civiele taken van de Voogdijraad BES, is de Voogdijraad toch ‘blij met het rapport’. “Het helpt ons om scherp te blijven”, is de reactie van Curtis George, directeur van de Voogdijraad BES.

In het onlangs verschenen rapport van de Inspectie Jeugdzorg kreeg Bonaire een voldoende en Statia werd beoordeeld als matig. De situatie op Saba is volgens de inspectie zelfs ‘zorgelijk’ als het aankomt op jeugdzorg omdat de Voogdijraad daar op dit moment geen vaste medewerker heeft. Over dat laatste wil de directeur van de Voogdijraad BES wel nog een nuancering maken.

Behouden personeel problematisch
“Personeel, en vooral het behouden daarvan, is een probleem voor alle organisaties op de BES-eilanden. Ook voor de Voogdijraad”, legt Voogdijraad-directeur George uit. “Onze medewerker op Saba is om persoonlijke redenen vertrokken. Maar er is geen gat in de dienstverlening ontstaan. Mensen uit Statia en Bonaire hebben het werk op Saba opgepakt. We heten ‘Voogdijraad BES’, dat betekent ook dat medewerkers op meerdere eilanden inzetbaar zijn. Dat kan, juist doordat we werken met kwaliteitskaders en protocollen.”

Meer tijd dan Nederland nodig
De Voogdijraad wordt ingeschakeld als vrijwillige hulpverlening bij een gezin met problemen niet meer helpt. De Raad stelt dan een onderzoek in, waarbij de veiligheid van het kind voorop staat. Zo’n onderzoek mag volgens de inspectie 75 dagen duren. Op Bonaire, Saba of Statia neemt het gemiddeld 115 dagen in beslag.

George: “75 dagen is op deze eilanden niet altijd reëel. In Nederland stuur je een brief, de postcode klopt, mensen komen naar afspraken. Hier is het soms een onderzoek op zich om iemand te achterhalen. We kampen met het imago  dat we kinderen weghalen. Dus mensen staan lang niet altijd open voor een gesprek. Dat neemt allemaal extra tijd in beslag.”

Geen calamiteiten
Maar dat de veiligheid van het kind in die tijd in het geding is, weerspreekt hij. “Ten tijde van het onderzoek hebben we veel contact met de ketenpartners – politie, school, jeugdzorg. Steeds vragen we, actief, wat de situatie is. Afspraken moeten we, zoals de inspectie constateert, beter registreren.

Als we merken dat er gevaar is, treffen we direct maatregelen. We gaan niet snel over tot een uithuisplaatsing. We stimuleren eerder dat, bijvoorbeeld bij huiselijk geweld, de dader het huis uitgaat en niet het slachtoffer.” Net als in Nederland is er ook op de BES-eilanden altijd een kans dat het fout gaat, erkent George: “Maar ondanks dat de onderzoeken wat langer duren, zijn calamiteiten niet voorgekomen.”

Werken aan betere communicatie
Dat wil niet zeggen dat geen instrument zou moeten komen waarmee de veiligheid van een kind ten tijde van een onderzoek gemeten kan worden: “Speciaal voor de BES wordt richtlijn ontworpen voor het meten van veiligheid. Dat is een van de verbeterpunten die in gang is gezet. Zo wordt ook de klachtenprocedure verbeterd: er komt een brochure, met alle procedures en protocollen van de Voogdijraad. Nu worden cliënten mondeling attent gemaakt op een klachtenprocedure. Straks gebeurt dat ook schriftelijk.”

Beperkingen kleine community
Werken voor de Voogdijraad in een kleine gemeenschap als die van Bonaire, Sint Eustatius of Saba is lastig, aldus George. “Het kan maar zo dat je buurman ineens betrokken is in een onderzoek. Die leer je dan ineens op een heel andere manier kennen. Soms is het daarna lastig om in je buurt te blijven wonen. Want die buurman heeft óók familie en die gaat vertellen wat jij hebt gedaan, en dan ben je de boeman. Of je gaat naar een restaurant op je vrije avond en je wordt bediend door een cliënt die zijn alimentatie niet betaalt. Dan voel je je heel ongemakkelijk. Voor dit werk moet je redelijk stressbestendig zijn.”

Voogdijraad zelf aan de slag
Directe consequenties naar aanleiding van het kritische rapport van Inspectie Jeugdzorg zijn er niet voor de Voogdijraad. Maar actie is wel geboden volgens de Inspectie. “Het is aan de Voogdijraad zelf is om met voorstellen te komen ter verbetering”, legt Kees Paling, woordvoerder van Inspectie Jeugdzorg uit. “De Inspectie toetst vervolgens of die doelstellingen realistisch, ambitieus en haalbaar zijn en volgt de verbeteringen. Inspectie Jeugdzorg toetst dus alleen en heeft vervolgens vooral een stimulerende rol.”

Door Janita Monna en Pieter Hofmann