Errol Cova in gesprek met leraren - foto: Fundashon KPEK

Errol Cova in gesprek met leraren – foto: Fundashon KPEK

WILLEMSTAD – “Lesgeven op Curaçao is improviseren. Officieel heb je een ‘programmering toetsing en afsluiting’. Daarin is vastgesteld wat voor onderdelen ik moet becijferen. Ik kan me daar niet aan houden want ik heb geen geschikt lokaal om les te geven en er is weinig materiaal.” Dat zijn de woorden van een van de vele docenten die maar moet roeien met de riemen die zij heeft.

“Het is heel lastig, zeker sinds het gratis onderwijs is ingesteld. Bijvoorbeeld uitstapjes zijn veel moeilijker geworden”, vertelt de sportdocent. “Ouders moeten meer bijdragen. Sommige ouders kunnen dat niet. Dat is sneu voor de kinderen die uiteindelijk niet meekunnen.”

Een docent Engels staat haar bij. “Als docent moet je creatief genoeg zijn om aantrekkelijk les te geven met weinig hulpmiddelen.” De moeilijke overgang naar gratis onderwijs heeft zij ook meegemaakt. “Er waren veel problemen met het aanleveren van boeken. Als docent mocht je ook niet veel kopietjes maken, want daar werd weer op bezuinigd door het schoolbestuur.”

Goedkoop onderwijs
“Gratis onderwijs klonk als muziek in de oren maar de uitvoering is fataal geweest”, zegt oud-leraar Errol Cova. Hij was jarenlang de voorzitter van de Onderwijsvakbond en is nu voorzitter van Fundashon Kalidat Profeshonal Edukashonal Kòrsou (KPEK), een organisatie die met mensen uit het onderwijs werkt aan de ontwikkeling van onderwijs op Curaçao. “Uiteraard moet het onderwijs voor iedereen totaal toegankelijk zijn. Men heeft gratis onderwijs vertaald naar gratis boeken en methodes. Maar onderwijs moet ook goed zijn. Ik wil geen goedkoop onderwijs.”

Volgens Cova denken de autoriteiten teveel dat beleid een aaneenschakeling is van ad hoc beslissingen. “Er wordt niet voor de lange termijn gepland, met het gevolg dat het bij elke wisseling van ministers en kabinetten misgaat. Afgelopen vier jaar hebben we een record van zes ministers gehad.”

Daar komt bij dat Curaçao meer dan zeven schoolbesturen kent met ieder haar eigen beleid. “Zolang er geen eenduidig beleid wordt geformuleerd door de overheid, is dat een obstakel. De relatie tussen overheid en schoolbestuur is een machtsspel geworden”, zegt Cova. “Dat komt het onderwijs niet ten goede want in de praktijk zijn er zeven overheden.”

Macht
Oud-leraar Edward Melfor bevestigt dat. Hij is voorzitter van Bo Mes Forsa, een stichting die kinderen onder andere helpt met huiswerkbegeleiding. Hij is ook werkzaam in het onderwijsveld. “De versplintering van schoolbesturen is een probleem. Door gebrek aan overkoepelend beleid heeft elk schoolbestuur de ruimte om veel zelf in te vullen. Dat is erg lastig om te checken door de Onderwijsinspectie. Het zijn uitvoerende organisaties met grote macht.”

Deze macht hebben ze, volgens Melfor, onder andere naar zich toe kunnen trekken door de wisseling van Onderwijsministers. “Als je om de haverklap tegenover een ander beleidmaker zit, dan ga je gewoon je eigen beleid maken.”

Lange termijn
Er wordt volgens Cova ook totaal niet vooruit gekeken. “Vergrijzing van het lerarenkorps is een groot probleem. Vaak krijgen leerlingen een aantal maanden een vak niet op school omdat er simpelweg geen leraar beschikbaar is. “Mijn dochter heeft weken geen natuurkunde gehad, omdat er een leraar is opgestapt. Haar klas loopt achter en nu is het schooljaar al op zij eind”, bevestigt vader Ricardo Martinus. “Vorig jaar was er hetzelfde probleem met biologie.”

Cova merkt tijdens zijn gesprekken met docenten dat de grootste frustratie het gebrek aan eenduidig beleid is. “De leraar heeft geen tools. Hoe pas je moderne technologie toe op de leerling, als je geen materiaal hebt? We moeten ons aanpassen aan de leerling. Je moet je niet vervreemden van de wereld die zij beleven.”

Door Leoni Leidel-Schenk