Groepsleidster Raimselin Hooi en directrice Charette Pinedo in een van de gemeenschappelijk woonkamers van JJIC - foto: Leoni Leidel-Schenk

Groepsleidster Raimselin Hooi en directrice Charette Pinedo (l) in een van de recreatieruimten van JJIC – foto: Leoni Leidel-Schenk

WILLEMSTAD – “Het is net een dorpje”, zegt directrice Charette Pinedo terwijl ze over het terrein van Justitieel Jeugdinrichting Curaçao (JJIC, voorheen GOG) loopt. Ze wijst naar verschillende paviljoenen die niet allemaal bezet zijn om dat daar simpelweg niet genoeg personeel voor is. Bij de JJIC moeten ze al jaren roeien met de riemen die ze hebben, terwijl het aantal ontspoorde jongeren lijkt te groeien.

 
De JJIC is sinds haar oprichting in 1949 bedoeld voor heropvoeding. Sinds de invoering van het nieuwe Wetboek van Strafrecht is de PIJ-maatregel (Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen) van kracht. Dit houdt in dat de jongeren in een kortere periode, intensiever moet worden aangepakt. “Dit legt een enorme druk op de instelling die moet bezuinigen en het met minder middelen moet doen”, zegt Pinedo.

 
Onderbezet
Het belangrijkste middel zijn de mensen die er werken. Er heerst al jaren onderbezetting. Het in 2010 opgestelde businessplan voorzag in 44 medewerkers, terwijl er op dat moment 47 mensen in dienst waren en er een plan was om in 2011 te komen tot 54 medewerkers. De vacaturestop later dat jaar, gooide roet in het eten. Momenteel werken er 34 mensen.

 
Pinedo stopt bij een paviljoen dat binnenkort wordt gerenoveerd. De slaap- en recreatieruimten zijn erg verouderd. De groepsleiders proberen dat nog te verbloemen door het zo huiselijk mogelijk te maken. Maar Pinedo klaagt niet: “voorheen moesten jongeren slapen op een grote zaal. Nu hebben ze ten minste een eigen kamer.”

Sommige paviljoenen zijn hard toe renovatie

Sommige paviljoenen zijn hard toe aan renovatie

 
Uitdaging
Raimselin Hooi is een groepsleidster. Ze staat alleen voor de groep, zoals meestal. Ze werkt al vijf jaar bij de instelling. “Het blijft een uitdaging omdat we het met zo weinig moeten doen. Daarom laat ik de jongens me met van alles helpen; zo leren ze bovendien verantwoordelijkheid te dragen.”

 
SDKK
“Jongeren vinden vaak dat ze bij ons een zwaardere straf hebben dan in de gevangenis omdat wij hier regels hebben”, zegt Pinedo. Door het gebrek aan ruimte en personeel moeten jongeren soms in de gevangenis SDKK opgesloten worden. “Daar worden ze qua opvoeding aan hun lot overgelaten. Slechts als er plek is gaat een jeugddelinquent naar de gesloten afdeling van de JJIC aan de Rembrandtstraat. Daar kunnen twaalf jongeren terecht, maar door personeelstekort en de slechte staat van het gebouw worden er maar acht toegelaten.”

De bouw van acht nieuwe cellen is bijna afgerond

De bouw van acht nieuwe cellen is bijna afgerond

 
De afgelopen weken zijn twee jongeren ontsnapt. Eentje is een paar dagen geleden weer opgepakt. De gesloten afdeling verhuist binnenkort naar het terrein van de open afdeling. De bouw van acht cellen – was al beloofd in 2008 – is eindelijk bijna afgerond. Dit scheelt Pinedo en de maatschappelijk werkers een hoop gedoe. De bouw van meer cellen, om ook gericht de ‘PIJ-jongeren’ opvangen, staat gepland voor 2016.

 
Roos Imperator wacht het af. Ze is een van de twee maatschappelijk werkers en zit al sinds 1992 bij de JJIC. Ze komt tijd en handen tekort om de jongeren naar behoren te begeleiden. “Met een mooi gebouw heb je maar een kwart van het probleem opgelost”, zegt ze. Om alles echt in goede banen te leiden, zijn er volgens haar drie maatschappelijk werkers, een psycholoog en een therapeut nodig.

 
Blindemanspel
Sinds 2011 probeert ze te werken met de uitvoering van de PIJ-maatregel. “Er is geen continuïteit, soms heb je geen duidelijkheid wat de minister wil en wat het beleid is maar je moet het wel uitleggen aan je cliënten. Als er iets gebeurt wat niet door de beugel kan, dan is er volle aandacht maar de follow up is er niet. Soms is het net alsof je geblinddoekt door een kamer met allerlei hindernissen loopt en je zelf maar de weg moet vinden.”

 
Door Leoni Leidel-Schenk