HILVERSUM – “Mijn moeder kookt niet. Ze laat geld voor me achter. Elke dag. Dan haal ik iets te eten.” Zomaar een quote van een Bonairiaanse jongen over zijn thuissituatie. Uit onderzoek naar kinderrechten in het Caribische deel van het Koninkrijk blijkt dat te veel kinderen opgroeien in onveilige en ongezonde omstandigheden. Op 23 mei presenteert Unicef in Leiden de resultaten over Caribisch Nederland: Bonaire, Saba en Sint Eustatius.

De situatie waarin de – in totaal op zes eilanden – ruim 90.000 kinderen op de eilanden opgroeien voldoet anno 2013 niet aan het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind, concludeert kinderrechtendeskundige Karin Kloosterboer van Unicef. De organisatie keek naar acht thema’s: gezin en opvoeding, onderwijs, gezondheid, veiligheid, recreatie, spel en vrije tijd, participatie, wonen en financiën en toetste deze aan het Internationaal verdrag voor de Rechten van het Kind.

Dat er van alles schort aan de situatie waarin kinderen op de eilanden opgroeien is natuurlijk niet nieuw. Iedereen die de eilanden kent weet dat armoede, verwaarlozing, misbruik en huiselijk geweld voorkomen. En weet dat kwesties als tienerzwangerschappen en overgewicht spelen. Maar al deze onderwerpen zijn voor de eilanden nu voor het eerst in kaart gebracht.

Knelpunten
Over Bonaire, Saba en Sint Eustatius concludeert Unicef het volgende: ‘Op geen van de […] terreinen voldoet de situatie aan de eisen die het Kinderrechtenverdrag stelt. De verschillende knelpunten hangen nauw met elkaar samen en vormen daardoor een ernstig gevaar voor de ontwikkeling van veel kinderen die op Bonaire, Sint Eustatius en Saba opgroeien. Om de kinderrechtensituatie op de eilanden in lijn te brengen met het Kinderrechten -verdrag, zullen de onderwerpen dan ook in samenhang met elkaar moeten worden benaderd.

Unicef geeft aan dat er veel moet verbeteren in de samenwerking tussen de overheden en de maatschappelijke organisaties die verantwoordelijk zijn voor het jeugdbeleid op de eilanden. ‘Daarbij moeten ook de kinderen zelf en hun ouders intensief worden betrokken’, aldus het rapport.

Den Haag
Kritiek op de huidige manier van samenwerking in het Koninkrijk is er ook. Unicef noemt het ‘funest’ dat de BES-eilanden beleidsmatig te maken hebben met veel verschillende Nederlandse ministeries, omdat juist ‘een integrale aanpak nodig is’. Door het tijdelijke karakter van veel Nederlandse initiatieven is het moeilijk om te komen tot lange termijn verbeteringen op de eilanden, aldus het onderzoek.

Aan het eind van het rapport formuleert de organisatie tien uitgangspunten voor verbeteringen:

1. Respect voor de eigen taal en cultuur van de eilandbewoners én eerbiediging van de kinderrechten gaan samen op.
2. Voortbouwen op de kracht en inzet van personen en organisaties op het eiland die zich al sinds lang inzetten voor het belang van het kind.
3. Stimulans van de samenwerking van personen en organisaties onderling en met degenen die vanuit Europees Nederland verantwoordelijk zijn voor realisatie van de kinderrechten.
4. Participatie van kinderen en jongeren op alle niveaus: het betrekken van de jeugd zelf bij het verder inventariseren van knelpunten en het vinden van oplossingen.
5. Terughoudendheid in extra regelgeving vanuit Europees Nederland.
6. Kiezen voor een aanpak die aansluit op de specifieke behoeften van het eiland en zijn kinderen.
7. Realiseren dat extra inspanningen en middelen nodig zijn om achterstanden weg te werken.
8. Entameren van nader onderzoek op al die gebieden waar kennis over kinderen ontbreekt.
9. Organiseren van registratie van gegevens over kinderen op terreinen waarop adequate informatie momenteel ontbreekt.
10. Uitgaande van een grote urgentie om de kinderrechtensituatie binnen afzienbare tijd zodanig te verbeteren dat deze aan de minimumeisen voldoet.

De onderzoeksresultaten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten werden half mei al in die landen gepresenteerd.

Tweede Kamerleden Wassila Hachchi (D66) en Madeleine van Toorenburg (CDA) hebben donderdag 23 mei om een reactie van het kabinet gevraagd op de Unicef-rapporten.

door: Jamila Baaziz