Ivette Melfor geeft gezinsbegeleiding aan probleemgezinnen in armoede

Ivette Melfor geeft gezinsbegeleiding aan probleemgezinnen in armoede

WILLEMSTAD – Gezinsbegeleider Ivette Melfor maakt zich zorgen over Stephen. Hij heeft HIV en met zijn IQ van rond de 50 is de kans groot dat hij zonder besef anderen besmet. Stephen woont bij zijn zus Rhonda in Hanchi Buriku Sta Martha, een van de armste wijken van Curaçao.

 
Rhonda heeft geen tijd en energie om op haar broer te letten. Ze woont met haar twaalf kinderen in een klein, donker, vuil huis. Dit zijn omstandigheden waarmee Ivette dagelijks werkt. Vijf jaar geleden begon ze samen met haar broer Edward de stichting Bo Mes Forsa (BOF). De stichting heeft het moeilijk sinds de subsidie van AMFO in juni is gestopt.

 
Opvoeding
Het gezin van Rhonda wordt begeleid door BOF. De stichting is de drijvende kracht achter het opvoedingsproject Bo por Eduká bo Muchanan Bon. Het stimuleert ouders om een cursus te volgen, te gaan werken, te letten op hygiëne en om het goede voorbeeld geven bij de opvoeding van de kinderen.

 
Het gezin op Hanchi Buriku heeft nog een lange weg te gaan, maar door de begeleiding zijn de wekelijkse politiebezoeken wegens agressieve explosies tussen moeder en kinderen al wat ingedamd. Rhonda krijgt bij afscheid een voedselpakket, iets wat Ivette de laatste tijd regelmatig uit haar eigen portemonnee betaald.

 
De Nederlandse overheid geeft sinds 2013 geen subsidiegeld meer voor ontwikkeling van projecten op Curaçao. De stichting is van plan om een brief te sturen aan koning Willem-Alexander en koningin Máxima, met een pleidooi waarom de ontwikkelingshulp aan Curaçao moet blijven.

 
Koninkrijk kinderen
“Extreme armoede is nog overal op het eiland te vinden”, zegt Edward Melfor. “We kunnen geen ontwikkelingshulp missen. Alles wordt weggewimpeld met het argument dat Curaçao autonoom is. Zijn de kinderen in Hanchi Buriku dan anders dan die van Utrecht? Je kan niet in Afrika, India en Pakistan ontwikkelingsgeld besteden en in je eigen koninkrijk niet.”

 
Zijn zus Ivette gaat elke dag het hele eiland rond, van Bandabou tot Bandariba. Op elk adres lijkt de situatie dezelfde: vrouwen met kinderen van verschillende vaders, verpletterende armoede en een onhygiënische omgeving. Vaak komt daar nog seksuele misbruik, huiselijk geweld en criminaliteit bij.

 
Klappen
Kirsten, net twintig, heeft sinds kort via BOF een parttime baan. Daarmee verdient ze 300 gulden per maand, bovenop de 192 gulden die om de twee weken krijgt van de bijstand. Ze woont in een klein huis in Bonam, met twee kinderen. De twee kleine kamers in het huis liggen bezaaid met rotzooi. De kinderen spelen er midden in. De vader van haar jongste kind komt net uit zijn bed. “Ik heb meerdere keren met hem moeten praten omdat hij Kirsten regelmatig klappen gaf. Het gaat nu iets beter”, vertelt Ivette.

 
Aan de westkant van het eiland woont de 23-jarige Ana met haar zoontje van drie maanden. Ze is blij ‘tante Ivette’ te zien. “We hebben veel om over te praten”, zegt Ana. Ze heeft nog twee oudere kinderen, ieder van een andere vader. “Ze heeft meerdere cursussen gevolg via BOF”, vertelt Ivette. “Maar het ontbrak haar elke keer aan motivatie. Ik moet haar constant begeleiden.”

 
Vicieuze cirkel
Haar grootste prioriteit is het doorbreken van de vicieuze cirkel. Daarbij richt ze zich vooral op vrouwen. “Vrouwen moeten zich realiseren dat ze niet afhankelijk zijn van een man en dat ze die niet aan zich kunnen binden door een kind te krijgen. Vrouwen moeten geloven in hun eigen kracht”, benadrukt ze.

 
De namen van de cliënten zijn om privacy-redenen gefingeerd

 
Door Leoni Leidel-Schenk